Gaat het licht uit als de molens aan gaan?

Uit een artikel van RIVM en een bijbehorend onderzoek[1] van Analistennetwerk Nationale Veiligheid (ANV) blijkt dat de transitie naar duurzame (en deels nieuwe) bronnen voor elektriciteit, gepaard gaat met risico’s voor de leveringszekerheid van stroom in Nederland. Dat werpt vragen op als: Hoe kunnen we de transitie naar duurzame energie monitoren? En hoe kunnen we het stroomgebruik simuleren om risicogebieden in kaart te brengen? Aangezien we afhankelijk zijn van stroom voor ons dagelijkse functioneren, is het van belang inzicht te hebben in het netbeheer wanneer gebruikers duurzame energie afnemen in onze huishoudens, op onze werkplekken, in ziekenhuizen etc. Dit monitoren kunnen we doen met onder andere Digital Twins!

Wat is het probleem?

Volgens onderzoek van ANV ontwikkelt het Nederlandse elektriciteitsnetwerk de komende jaren tot zo’n complex netwerk dat er aanzienlijke risico’s ontstaan rond de afstemming van stroomaanbod en -gebruik. Het ketennetwerk speelt een cruciale rol in deze afstemming, evenals de regievoering tussen energieleveranciers, systeemintegraties tussen partijen en monitoring binnen het netwerk. Dit vraagstuk vergroot zich door het toenemende gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Bij de inzet van deze hernieuwbare energiebronnen ontstaan aanvullende risico’s en zullen bestaande risico’s vergroten, zoals stroomuitval in cruciale sectoren (zoals ziekenhuizen) of in onze huizen.

ANV benadrukt dat de complexiteit vooral ontstaat bij de samenwerking tussen diverse systemen en energienetwerken. Zeker als er een holistisch geheel ontstaat bij de transitie naar nieuwe energiebronnen. Dit omvat onder andere het gebruik van monitoringstechnologie op het ‘smart grid’ ofwel het slimme elektriciteitsnetwerk. De slimme componenten in dit netwerk controleren  voortdurend of de energievoorziening voldoende is in een gemeente of regio. Wanneer partijen deze monitoringdata delen met andere partijen die werken met andere energieopwekkingsbron en dit willen toepassen in dezelfde regio, is onderlinge afstemming nodig op een datagedreven wijze.

Het in samenspraak managen van praktische zaken, zoals het afstemmen van de energielevering op de vraag, en daarmee monitoring, is essentieel. Daarom is het van belang een hulpmiddel te ontwikkelen dat de analyse en monitoring van deze factoren vereenvoudigt.

Wat is er nodig?

Het is van belang alle complexiteit te monitoren in een digitale omgeving, die alle relevante factoren, samenwerkingen en toekomstige scenario’s meeneemt, en voorkomt dat risico’s ongezien blijven. Met behulp van een simulatieomgeving zijn we in staat voorspellingen te maken. Ook zijn we met deze omgevingen in staat scenario’s te testen die kunnen optreden om daarmee te impactvolle risico’s te signaleren en preventief te voorkomen. Het voordeel hiervan is dat we dit niet in de fysieke leefomgeving hoeven te doen, maar van achter ons bureau. Ook zijn we in staat niet één simulatie te doen, maar een groot aantal! Naar mijn mening is het van belang om een oplossing te realiseren voor de onderlinge monitoring, simulatie en samenwerking voor de aanlevering van duurzame energie. Vooral wanneer grote veranderingen plaats vinden in de huidige ketendynamiek van stroomvoorziening, en ketenpartners deze voldoende dienen te monitoren en te toetsen.

Waarom Digital Twin de perfecte match is voor deze taak?

De ideale oplossing voor de realisatie van een dergelijke simulatieomgeving is de Digital Twin of ‘digitale tweeling’. De Digital Twin is een technologische ontwikkeling die uitblinkt in het maken van complexe simulaties en het monitoren van (data-)omgevingen. Ook helpt de Digital Twin bij het samenbrengen van verschillende partijen zoals energieleveranciers voor een versterkte samenwerking. Wanneer deze partijen hun IT-systemen en de gebruikte data koppelen via de Digital Twin kunnen deze partijen gezamenlijk scenario’s ontwikkelen, testen en afspraken maken over:

  1. Toevoer: Energietoevoer onderling afstemmen in de energieketen;
  2. Samenwerking: Inzicht hebben in scenario’s voor operationele samenwerkingen;
  3. Transitie bevorderen: Integratie van nieuwe, duurzame energiebronnen voor regio’s/gemeenten/wijken/panden;
  4. Risicomanagement: Risico’s managen m.b.t. Milieubeleid en kwetsbare sectoren;
  5. Scenario’s: Simulaties uitvoeren om de transitie naar duurzame energietoevoer combinaties te toetsen.

Wanneer bovenstaande vijf aspecten ingevuld zijn, zijn de betrokken partijen in staat om meer zekerheid te beiden voor de Nederlandse energiesector met duurzame stroomvoorzieningen.

Wat zijn de voordelen van een digital twin?

Ten eerste verhoogt een ontwikkelde Digital Twin de weerbaarheid en veerkracht van het elektriciteitsnet. Onderzoek toont aan dat de technologie van een Digital Twin ervoor kan zorgen dat het monitoren en managen van ons elektriciteitsnetwerk effectiever verloopt.[2] [3] Dit resulteert in de mogelijkheid om verbeterde risicomanagementbehoeften en samenwerking op een data-gedreven manier te stroomlijnen.

Ten tweede faciliteert een Digital Twin de regie van de energiebehoefte en coördinatie. Wanneer ketenpartners een Digital Twin gebruiken, kunnen zij effectiever de energiebehoefte managen en aansturen. Met name over meerdere locaties en gebieden heen. Zo zijn energieleveranciers in staat meer zekerheid te creëren om aan de energiebehoefte per pand, wijk, weg, gemeente, provincie etc. te voldoen.[4]

Ten derde toetsen Digital Twins de scenario’s van innovatieve ketensamenwerking en duurzaam energiegebruik tussen diverse partijen. De Digital Twin is al eerder toegepast bij pilotprojecten in Nederland zoals in de gemeente Enschede. De reden dat de Digital Twin zo waardevol kan zijn is het maken van simulaties van scenario’s waarbij ketenpartijen samenwerken met elkaar. Zo kunnen de ketenpartijen vooraf analyseren welke aanpak van samenwerking het meest effectief is voor alle ketenpartijen. Dit zorgt voor zekerheid bij de transitie naar duurzame energietoepassingen in de keten.[5] [6]

Hoe kan VKA u helpen bij het initiatief nemen met een Digital Twin?

Niet iedereen is tot in detail bekend met de Digital Twin-technologie, en het uitzoeken of het iets voor uw organisatie is, kan een uitdaging zijn. Bij VKA hebben we niet alleen technisch inzicht in deze technologie, maar zijn we ook in staat om op organisatorisch niveau een stappenplan te ontwikkelen voor de toepassing ervan binnen jouw organisatie. Onze experts bij VKA staan klaar om uw organisatie gedetailleerd te informeren over welke aanpak het beste past bij uw organisatie. Hierbij staan we stil bij de volgende onderwerpen:

  • Strategie: Op strategisch vlak kunnen wij u ondersteunen bij het opstellen van een strategische doelstellingen, een plan voor nationale ketensamenwerking, afsprakenstelsels, databeleid en een plan voor gegevensuitwisseling in de keten.
  • Datamanagement: Op het gebied van data kunnen wij u ondersteunen met het vaststellen van de databehoeften, dataverzameling en data-analyse voor het gehele energienetwerk.
  • Technologie en Architectuur: Voor de Digital Twin technologie kunnen wij u ondersteunen met een uitgebreid plan waarbij we de verzamelde data toepassen in een simulatie en monitoring ‘controlekamer’ voor landelijke ketensamenwerking en het toetsen van de transitie naar nieuwe energiebronnen met simulaties

Zo kunnen we u helpen met het stapsgewijs realiseren van een strategisch plan, data effectief toe te passen om de Digital Twin technologie zo effectief mogelijk te benutten. Met als eindresultaat, meer veiligheid en zekerheid als het gaat om onze stroomvoorziening in Nederland! En juist deze maatschappelijke impact, daar lopen we warm voor!

Indien u meer wilt weten over hoe Digital Twin een verschil kan maken voor uw organisatie, kunt u gerust contact opnemen met Jousuf.mohamed@vka.nl of Joost.vanlier@vka.nl.

 

[1] https://magazines.rivm.nl/2019/07/magazine-omgevingsveiligheid/energietransitie-risicos

[2] https://www.maakindustrie.nl/nieuws/energie/digital-twin-vergroot-weerbaarheid-en-veerkracht-van-elektriciteitsnet/

[3]  https://www.tudelft.nl/2022/ewi/esp-lab/in-de-media/digital-twin-vergroot-weerbaarheid-en-veerkracht-van-elektriciteitsnet

[4] https://www.ams-institute.org/urban-challenges/urban-energy/local-inclusive-future-energy-life-city-platform/

[5] https://www.nwo.nl/projecten/kiemk2001068

[6] https://www.sia-projecten.nl/project/digitalisering-voor-de-energietransitie-van-wijken-digital-twins-en-innovatieve-ketensamenwerking

Duurzaamheidsbeleid en digitalisering

Onder invloed van klimaatverandering, tekorten aan (drinkbaar) water, de stijgende zeespiegel, veranderende ecosystemen en verminderde biodiversiteit vormt duurzaamheid meer en meer een bron van wereldwijde zorg. De Europese Unie (EU) gaat hierin voorop bij het bevorderen van beleid om milieukundige, sociale en economische uitdagingen aan te pakken, onder andere in de vorm van de Green Deal.

Je leest het verder hier op de website van Europe Office.

Europe Office

Constructieprincipes voor de informatiekundige: (8) Data en metadata scheiden in opslag en verwerking

Data is hot. Iedereen wil datagedreven werken en AI werkt alleen op grote hoeveelheden data. Kortom, data is het nieuwe goud! Maar wat is data precies?  In de vorige blog heb ik aangegeven dat er verschillende categorieën data zijn en die ging specifiek over de omgang met stamdata en transactiedata. In deze blog sta ik stil bij metadata en de noodzaak om dat te onderscheiden van de data zelf en gescheiden te verwerken. Anders ontstaat een spaghetti in het systeemlandschap en wordt zoeken naar specifieke data de spreekwoordelijke speld in de hooiberg.

Wat is Metadata?

Metadata is informatie over de data of de verwerking daarvan. Is het onderwerp waarover de data gaat zelf data, een datadrager (document, media etc) of een informatie-verwerkend proces? Dan is die data daarover de metadata of metagegevens.

Van een document zijn dat bijvoorbeeld de opsteller, het aantal woorden, creatiedatum, opslaglocatie, bestandsformaat etc. Maar het kan nog veel meer zijn en is afhankelijk van de metagegevens die je wil vastleggen. Zo zijn bijvoorbeeld de gegevens over een wijziging in een registratie ook metadata; wanneer de wijziging is doorgevoerd en door wie (logging). Maar ook het aantal fouten in een bestand of het aantal objecten in een verzameling. Of de tijdsduur om een formulier in te vullen.

Tenslotte zijn datamodellen ook een vorm van metadata. Semantische modellen, een ontologie, begrippen etc.

Een Meta-informatiesysteem

Informatiekundig beschouwen we gegevens als een afbeelding van iets in de werkelijkheid (een gebeurtenis, transactie of situatie). Dan is metadata dus een afbeelding van die informatie (-verwerking). Zo bezien is sprake van een informatiesysteem dat (een deel van) de werkelijkheid (of handelingen in de werkelijkheid) kan vastleggen en kun je spreken van een meta-informatiesysteem als dat de verwerkingen door het informatiesysteem vast legt.

Waarnemingen van het meta-informatiesysteem zijn bijvoorbeeld geconstateerde fouten, meten van gebruik, aantal transacties etc. En op basis hiervan kunnen dan weer handelingen in de werkelijkheid worden uitgevoerd zoals correcties.

Waarom scheiden?

Metadata heeft een geheel eigen begrippenkader , eigen kwaliteitseisen en vaak een andere dynamiek dan het informatiesysteem zelf. Dan is het verstandig om de metadata onafhankelijk van de data in het informatiesysteem te onderhouden (ontwerpen, vastleggen en verwerken en wijzigen).

Daarnaast leidt het bijhouden van data en meta-data in één opslag tot verwevenheid en onzichtbare koppelingen. Daardoor neemt de onderhoudbaarheid van het gehele systeem sterk af (zie  constructieprincipe 2 over ontkoppelen ).

Tenslotte is metadata van groot belang voor indexeren en zoeken van data. Het vormt de inhoudsopgave van de dataverzameling en over verzamelingen heen.

De scheiding manifesteert zich voor de informatiekundige op meerdere niveaus. Op planningsniveau kunnen de verschillende systemen worden geïdentificeerd die zorgen voor de verwerking enerzijds en  besturing van de verwerking anderzijds. Op systeemniveau kan onderscheid worden gemaakt tussen verschillende opslaglocaties en verwerkingsprogrammatuur. Op objectniveau ontstaat een duidelijk verschil tussen de inhoud van de informatie (bijvoorbeeld de brief of het bestand) en de metadata daarover (de informatie over de brief, het bestand)

In de praktijk

In de praktijk wordt de regel van scheiden soms wel en soms niet consequent toegepast. Het is algemeen bekend dat het verstandig is om logbestanden van een verwerkend systeem apart op te slaan, al was het maar om de mogelijke gevoeligheid van de informatie. Maar ook omdat de onderhouds- en release cycle van de loggingsfunctionaliteit een andere is dan die van het systeem dat wordt gelogd.

Veel organisaties scheiden de data in transactiesystemen (de registratie) van de data voor business-intelligence verwerking. BI verwerkt data en meta-data die weer leidt tot nieuwe data (analysedata, zie de vorige blog). Die scheiding helpt om de systemen te ontkoppelen en onderhoudbaar te houden en ook om ze afzonderlijk te kunnen vernieuwen.

Een ander voorbeeld zien we bij document management systemen. DMS’en brengen een scheiding aan in de opslag van de documenten en de opslag en verwerking van de metadata daarvan. Ook hier is onderhoudbaarheid en doorzoekbaarheid een belangrijke reden zoals het feit dat een nieuw DMS vaak kan worden gekoppeld met een bestaande  documentopslag. De verzameling meta-data vormt dan een index die met een sleutel verwijst naar de inhoudelijke data.

Bij de huidige inrichting van de BasisRegistratie Personen (BRP) lopen data en metadata nog wel eens door elkaar. In de BRP zelf wordt bijvoorbeeld ook bijgehouden wanneer een wijziging is opgetreden en zelfs transacties (huwelijk, scheiding, adreswijziging, kiesrecht) worden in dezelfde opslag verwerkt als de stamdata van een persoon. Het is op zich niet ongebruikelijk om bij de data zelf ook op te slaan wie het record heeft aangemaakt en wanneer het voor het laatste is gewijzigd maar daarmee is de BRP een lastig onderhoudbaar en zeker lastig vernieuwbaar systeem geworden! De wijzigingshistorie is een apart (meta)gegeven en door dat apart in een index bij te houden pas je het scheidingsprincipe zuiver toe en kun je veel vragen over dat gegeven los van het opgeslagen gegeven zelf beantwoorden. De registratie van het basisgegeven komt dan los te staan van de registratie van het proces om dat gegeven te bevragen , te wijzigen en te onderhouden.

Dit zijn allemaal nog vrij conventionele toepassingen maar hoe zit het met het Data lake en AI-toepassingen? Ook daar blijkt dat zonder metadata het lastig zoeken wordt naar de toepasselijke data! AI maakt gebruik van vele indexen (metadata) die verwijzen naar de bronnen waar de data zelf is opgeslagen. En om een waarde toe te kennen aan die data moet ook bekend zijn hoe actueel die is, hoe vaak gebruikt, door wie geplaatst en in welke taal etc. Allemaal metadata die het zoeken veel sneller maakt.

Als die metadata verweven met de bronnen zelf zou zijn opgeslagen was CHATGPT nog sciencefiction…… want dat moet je zoeken in de hele hooiberg in plaats van in de indexen ervan. Bij Data lake analyse is er altijd het werk van de data-analist om in het data lake structuur aan te brengen (achteraf).

De informatiekundige moet bij het ontwerp van een registratie rekening houden met het scheiden van data en meta-data. Wat zijn de stamgegevens, wat zijn de transactiegegevens en wat zijn de metagegevens? Welke analyses wil men op de registratie uitvoeren? Welke indexering is gewenst en welke zoekvragen? Met metadata wordt de eigenlijke data onderhoudbaar, vindbaar, toegankelijk en interoperabel[1].

[1] Ook wel de FAIR principes (https://www.go-fair.org/fair-principles/). Het voert te ver om hier in deze blog op in te gaan.

Andere blogs uit deze serie:

De 1ste blog, over betekenisloze identiteitsaanduiding, lees je hier.
De 2de blog gaat over het principe van ontkoppelpunten in het ontwerp en lees je hier.
De 3de blog gaat over eenduidige en consistente taal: link.
De 4de blog gaat over verantwoordelijkheidsverdeling en functiescheiding: link.
De 5de blog gaat over dat de verantwoordelijkheid voor besluiten zo laag mogelijk in de organisatie moet liggen: link.
De 6de blog gaat over aantonen “wie je bent” loskoppelen van “wat je mag”: link.
De 7de blog gaat over aantonen enkelvoudige registratie van stamgegevens: link.

 

Common Ground is here to stay!

Bestuurders bij gemeenten hebben te maken met een groot aantal veranderingen die impact hebben op de informatievoorziening! Denk dan aan: de Wet Open Overheid, aanscherpingen in de informatiebeveiligingsstandaarden (BIO, NIS2), om nog maar te zwijgen over de invulling van de maatschappelijke opgaven waar we voor staan. Common Ground is daarbij geen nieuw onderwerp, maar de ontwikkelingen staan ondertussen op een kantelpunt van implementatie en ontwikkeling. Op het thema van de Common Ground verwacht VKA de komende tijd een stroomversnelling, daarom adviseren we om de Common Ground niet te laten ondersneeuwen binnen de bestuursagenda.

Als adviseurs van VKA komen wij bij diverse gemeenten over de vloer, groot en klein. Vaak staat Common Ground al een aantal jaren op de IV-agenda, maar is er concreet nog niet veel zichtbaar veranderd in het informatielandschap. Dat is verklaarbaar, aangezien Common Ground een ontwikkeling is die zich voor velen ver van hun eigen bed afspeelt. Daar komt verandering in en wij verwachten dat dit onderwerp de komende tijd steeds duidelijker en nadrukkelijker aan bod zal komen, zeker omdat een groeiend aantal “Common Ground compliant” oplossingen beschikbaar komen.

In deze blog(reeks) nemen wij, Dennis Peperkamp en Daan Smits, je mee in de wereld van Common Ground en pogen wij Common Ground van het papier tot leven te laten komen. In deze eerste blog staan wij stil bij wat Common Ground is en waar we nu staan.

Wat is Common Ground?

Common Ground is begonnen als informatiekundige visie waarmee gemeenten de informatievoorziening eenvoudiger, flexibeler en slimmer inrichten. De basisgedachte van Common Ground is dat organisaties hun data loskoppelen van werkprocessen en applicaties (zie figuur 1 hieronder). Oplossingen vragen data op bij de bron en organisaties kopiëren niet langer data tussen verschillende systemen die de gegevens nodig hebben. Het idee is dat er één unieke, vastgestelde plaats is waar data is opgeslagen (Single-source-of-Truth). Wanneer een proces dan specifieke gegevens nodig heeft, is bekend waar deze gegevens zijn opgeslagen binnen het IV-landschap en kunnen gebruikers deze efficiënt, via een communicatie-laag, raadplegen.

Tot nu toe zien we dat applicaties zowel het proces ondersteunen, als de gegevens opslaan en verwerken. Hierdoor ontstaat de situatie dat gegevens worden gekopieerd, opgeslagen en gesynchroniseerd in verschillende systemen, wat veel kosten, risico’s en fouten met zich meebrengt. Common Ground helpt gemeenten om deze kosten en fouten te verminderen (of zelfs te voorkomen) én biedt kansen om diensten te vernieuwen en te verbeteren. Ook vraagt het een flinke verandering van (functioneel) beheerders en data eigenaren om conform Common Ground met gegevens en applicaties om te gaan.

Figuur 1 – Stroomlijnen data opslag volgens Common Ground (Bron: VNG https://vng.nl/artikelen/common-ground-bouwen-op-dezelfde-basis

Waar staan we nu?

Het onderwerp Common Ground is zeker niet nieuw. Het is al enige tijd een (vooral) theoretische oefening waar informatiespecialisten mee bezig zijn. Zoals eerder benoemd staan we op een kantelpunt. Common Ground is nog volop in ontwikkeling, maar er zijn al flinke stappen gezet richting realisatie. Er zijn verschillende projecten gestart die de principes van Common Ground toepassen in de praktijk, zoals: Haal Centraal, NLX en Signalen. Ook het Common Ground netwerk, waarin afgevaardigden van gemeenten kennis en ervaringen delen en samenwerken aan de verdere ontwikkeling van Common Ground krijgt meer tractie. In de komende paar jaar gaan we zien dat Common Ground meer vorm en inhoud krijgt.

(Voorlopige) Conclusie

Het is tijd dat dit onderwerp op de agenda van de gemeente en haar bestuur staat. De ontwikkeling en uitrol van Common Ground heeft gevolgen voor de manier waarop de gemeente haar dienstverlening organiseert en de rol als informatiebeheerder vervult (hier staan wij in een volgend blog uitvoeriger bij stil). Deze verandering vraagt om een nieuwe mindset, een andere cultuur en een andere manier van samenwerken binnen en buiten de gemeente.

Heeft u vragen of wilt u graag meer informatie, neem dan contact op met Daan Smits via daan.smits@vka.nl of met Dennis Peperkamp via dennis.peperkamp@vka.nl. We gaan graag met u in gesprek.

Einde van de digitale businessstrategie?

Een digitale businessstrategie (DBS) vormt een belangrijk onderdeel van of aanvulling op de businessstrategie van een organisatie. De DBS biedt een stip op de horizon en een aanpak om met de juiste digitale middelen de producten en diensten van uw organisatie te leveren. Kent uw organisatie een digitale businessstrategie? Wanneer was de laatste keer dat u deze heeft herijkt? Hoever kijkt u vooruit? De ontwikkelingen in de informatievoorziening gaan snel: technisch, maatschappelijk, juridisch. Als alles snel verandert, is het opstellen van een meerjaren DBS dan wel zinvol?  Ik vind van wel en ga uitleggen waarom.

Eerder dit jaar las ik het boek ‘Einde van Strategie!?’ van A.P. de Man c.s. In het boek behandelen de auteurs het nut, de noodzaak en de aanpak van het opstellen van een meerjaren (business)strategie in tijden waarin verandering de enige constante is. Een mooie vraag waarbij de auteurs een afgewogen oordeel vellen en ik een drietal noties uithaal: in veranderlijke tijden is het nodig om ver vooruit te kijken om onderliggende trends in de maatschappij te begrijpen en deze onderdeel te maken van het doel (de zingeving) en de strategische thema’s van de organisatie. De businessstrategie zelf zal het karakter van een roadmap op hoofdlijnen krijgen anders dan een omvangrijk stuk proza. De auteurs adviseren om regelmatiger dan voorheen de businessstrategie bij te werken om recente ontwikkelingen en inzichten te verwerken. Met deze samenvatting in mijn eigen woorden ben ik niet compleet maar voor mij is dit wel de essentie.

De auteurs geven in het boek duidelijk aan dat de businessstrategie (over de markt waarin de organisatie actief is) een andere is dan de corporate strategie (in welke markt zou de organisatie actief moeten zijn) of een functionele strategie (die ingaat op een deel of bepaald facet van de organisatie). Toch maakt het me nieuwsgierig of een voorzichtige vertaling van de bovengenoemde drie inzichten naar een meerjaren digitale businessstrategie mogelijk is (een functionele strategie).

  1. IT Trends als onderdeel van zingeving

De ontwikkelingen in de IT-industrie gaan snel en zijn veelvormig. Cloud (technologie, businessmodellen en aan-/besturing), data en AI, quantum computing, blockchain, …de lijst is nog veel langer te maken. Industrieanalisten als Gartner doen hun best om met hype cycles en magic quadrants de ontwikkeling van de technologie en de toepassing ervan in de echte wereld in te schatten en aannemelijk te maken binnen een bepaalde tijdshorizon. Het scheiden van de hype en de praktische toepasbaarheid op grote schaal is altijd lastig, evenals het tempo inschatten waarmee een nieuwe technologie verspreidt.

Of technologische ontwikkelingen op dezelfde manier als maatschappelijke ontwikkelingen onderdeel zijn te maken van het doel van de organisatie lijkt mij minder voor de hand liggend. Uiteraard zal de leverancier de technologie de markt in pushen. Ook zullen er altijd innovators/ early adaptors zijn die de technologie snel omarmen en eveneens pushen en wellicht als doel op zich maken. Voor grootschalig gebruik en toepasbaarheid zal de benadering van veel organisaties toch vooral zijn gebaseerd op het uitgangspunt van ‘proven technology’, zoals bij de overheid.

Als gevolg hiervan zal IT-technologie minder vaak onderdeel uitmaken van het doel, de zingeving van een organisatie. Als strategisch thema is het echter zeer belangrijk gezien de grote impact van IT-technologie op de producten, diensten en bedrijfsprocessen van een organisatie en diens klanten, leveranciers en ketenpartners. Een actieve radar op technologische ontwikkelingen aan de horizon en bijvoorbeeld de inzet van innovatiepilots als onderdeel van de digitale businessstrategie is m.i. een must.

  1. Een roadmap op hoofdlijnen

In het verleden heb ik vaker mijn gedachten laten gaan over de IT-strategie of digitale businessstrategie. Daarin belichtte ik bijvoorbeeld het aansluiten van de DBS op de behoefte van ‘de business’ en de rol van de DBS als aanjager voor digitale transformatie en innovatie op basis van technologische ontwikkelingen. Om een DBS uitvoerbaar, begrijpelijk en communicabel maken vraagt het om een ‘light’ product zonder al te veel vaktaal. Principes, richtinggevende uitspraken (streefplaat) en een roadmap op hoofdlijnen vormen de basis die antwoord geeft op de vraag ‘wat we gaan doen?’ (of juist laten). De principes en richtinggevende uitspraken zijn bij uitstek geschikt voor het leggen van de relatie met het doel dat de organisatie voor ogen heeft met de inzet van IT-technologie en de verandering die het meebrengt voor medewerkers, klanten, leveranciers en samenwerkingspartners. Het portfolio van programma’s, projecten en activiteiten vormt uitvoering van en verdieping op de digitale businessstrategie. Deze werkwijze sluit aan op de observaties en conclusies uit het boek.

  1. Regelmatig bijwerken

De afgelopen jaren is de manier waarop informatiesystemen worden ontwikkeld en geïmplementeerd ingrijpend veranderd. CASE tools voor het generen van software, geautomatiseerd testen en het deliverymodel via de cloud stellen softwareleveranciers in staat vrijwel continu nieuwe functies beschikbaar te stellen. De wijze waarop dat gebeurt is iteratief, met veel input van klanten en doorlopend anticiperend op wijzigende behoefte dan wel wijzigende technologische mogelijkheden.

De agile manier van werken dringt in het IT-domein verder door dan alleen de uitvoering in agile teams. Met frameworks als SAFe raakt het iteratief werken ook aan definiëren van strategische thema’s, portfoliomanagement en het (lean) toekennen van budget. Hierbij geldt wellicht een omgekeerde redenering: veel organisaties zijn (bijna) volledig afhankelijk van IT. Dat geldt ook voor hun klanten, leveranciers en ketenpartners. De iteratieve werkwijze in het IT-domein voor het maken van plannen en het stellen van prioriteiten zal daardoor medebepalend zijn voor de werkwijze van het maken van plannen en stellen van prioriteiten in de business. Regelmatig bijwerken, bijvoorbeeld tweemaal per jaar, is dus zeker van toepassing op de digitale businessstrategie en mogelijk een drijvende kracht om dat ook voor de businessstrategie te doen.

Tenslotte

Ik begon deze blog met de vraagstelling Als alles snel verandert, is het opstellen van een meerjaren DBS dan wel zinvol? Wat mij betreft wel. Door ver vooruit te kijken en de trends te doorgronden. Deze geven in principes en richtinggevende uitspraken een stabiele vorm aan de stip op de horizon (streefplaat). Door uitvoering te geven aan de koers met een concrete roadmap van programma’s, projecten en activiteiten. Neem de DBS regelmatig onder de loep en werk deze bij op basis van de nieuwe inzichten.

Is uw organisatie toe aan een nieuwe of vernieuwde digitale businessstrategie en wilt u onze aanpak bespreken? Neem dan contact met mij op via ruud.boot@vka.nl of met Joost van Lier via joost.vanlier@vka.nl. We gaan graag met u in gesprek.

 

Constructieprincipes voor de informatiekundige: (7) Enkelvoudige registratie van stamgegevens.

In deze serie van blogs sta ik stil bij de nog steeds geldige informatiekundige constructieprincipes die garant staan voor betere “informatiebouwwerken”. Ze zijn soms, in de vaart van de voortschrijdende technologie, een beetje vergeten. Met als gevolg soms wankele of slecht onderhoudbare en uitbreidbare “informatiebouwwerken”. Deze keer over de noodzaak van het enkelvoudig vastleggen van stamgegevens en de uitdagingen die dit oplevert ten aanzien van gebruik. Is kopiëren een probleem?

Verschillende soorten gegevens

Gegevens zijn er in verschillende soorten als je ze beziet vanuit de informatiehuishouding van een organisatie.

Stamgegevens (of masterdata) zijn de kerngegevens over personen, adressen, producten, artikelen en alle andere objecten waar een organisatie steeds opnieuw gegevens van gebruikt bij het vastleggen van processen of transacties. Stamgegevens wijzigen zelden en vormen de vaste gegevens van een object (als stamgegevens wel wijzigen – iemand wijzigt bijvoorbeeld zijn achternaam of de kleur van een voertuig wijzigt – is het van belang om ook de relatie tussen de oude en nieuwe stamgegevens te bewaren zodat duidelijk is dat het nog over hetzelfde object gaat! Maar het voert te ver om dit aspect van stamgegevensbeheer hier nu uit te werken).

Stamgegevens kan een organisatie zelf beheren (intern) of van een andere organisatie of externe bron betrekken; we spreken dan van referentiele gegevens; stamgegevens die buiten de eigen organisatie worden beheerd en onderhouden. Denk bijvoorbeeld aan een lijst met landencodes. Maar ook de basisregistratie personen (BRP) bevat, bezien vanuit een afnemer, de referentiele gegevens van een persoon voor die afnemer. En de BRP zelf gebruikt weer de BAG om adressen als extern stamgegeven aan een persoon te koppelen. Hier ontstaan ook de problemen als iemands woonadres als een stamgegeven wordt beschouwd. Strikt genomen is het dat niet want het kan wijzigen. De vastlegging van het woonadres van een persoon is een transactiegegeven. De basisregistraties bevatten dus ook transactiegegevens![1]

Alle vastgelegde transacties, zoals orders, leveringen, facturen, of levensgebeurtenissen bevatten transactiegegevens. Deze zijn een momentopname van een gebeurtenis of rechtsfeit en beschrijven specifiek die gebeurtenis als gestolde werkelijkheid. Ze zijn opgebouwd uit de combinatie van stamgegevens/referentiele gegevens en gegevens die de transactie beschrijven. Bijvoorbeeld als iemand gehuwd is, verhuisd is of een diploma heeft behaald.

De beschrijving van de hele gegevensverzameling  zelf noemen we metagegevens. Dit is een belangrijk onderdeel van de “administratie” van gegevens.

Tenslotte kan vanuit de registratie van de transactiegegevens een analyse worden gedaan om te komen tot nieuwe gegevens; analysegegevens (trends, verbanden etc). Bijvoorbeeld het feit dat een klant dit jaar tien bestellingen heeft gedaan of dat de omzet in een periode met 10% is gestegen.

Gegevens als geregistreerde afspiegeling van de werkelijkheid

In een registratie vormen gegevens een afbeelding van een gebeurtenis in de werkelijkheid. Het doel van de registratie bepaalt wat we van de werkelijkheid willen vastleggen. Verschillende organisaties (of afdelingen binnen een organisatie) kunnen van hetzelfde object verschillende gegevens registreren. Wel kunnen ze afspreken dat dezelfde set stamgegevens van het object wordt gebruikt. Ziedaar een toepassing van de basisregistraties als het om de geregistreerde objecten gaat; personen, bedrijven, voertuigen, adressen. De stamgegevens in de basisregistraties vormen referentiele gegevens voor de transacties van een dienstverlener (dat de basisregistraties ook transactiegegevens bevatten laat ik hier verder buiten beschouwing maar verdient een aparte discussie. Je wil die soorten gegevens eigenlijk niet vermengen).

Het belang van enkelvoudige registratie zit in de wens dat van één object maar op één plek de stamgegevens worden bijgehouden zodat dit aspect van de werkelijkheid hetzelfde is voor alle afnemers (intern en extern) en de afnemer ook weet dat het over hetzelfde object gaat. Afnemers mogen de stamgegevens of referentiele gegevens niet wijzigen, alleen gebruiken, en noodzakelijke aanpassingen mogen alleen worden doorgevoerd door de bronhouder of beheerder van de stamgegevens. Verkeerde gegevens moeten worden gemeld aan de bronhouder zodat de actualiteit voor alle afnemers op peil blijft.

Stamgegevens dupliceren of niet?

In de praktijk roept enkelvoudige registratie een paar vragen op. Mag je referentiele gegevens in je eigen informatiehuishouding vastleggen als kopie? Is er dan nog sprake van enkelvoudige vastlegging? En als ik de gegevens zelf niet registreer kan ik dan vertrouwen op de kwaliteit en beschikbaarheid van de bron?

Het uitgangspunt is dat stamgegevens actueel moeten zijn als je ze gebruikt bij een transactie voor een juiste  weergave van de werkelijkheid. Als je ze zelf beheert heb je die actualiteit zelf in de hand. Maar wat als je ze bij een ander betrekt?

Niet dupliceren maar verwijzen!

Een bekend oud NORA-architectuurprincipe luidde “Enkelvoudige vastlegging meervoudig gebruik”. Dit is inmiddels vervangen door “Informeer bij de bron”. Hieraan is door de NORA de implicatie verbonden dat je beter kunt verwijzen naar die brongegevens in plaats van een kopie uit die bron vast te leggen in je eigen administratie.

Dat klinkt logisch maar naar mijn mening moet je in veel gevallen wèl een kopie maken van de stamgegevens. De stamgegevens vraag je op een tijdmoment op om ze te registreren als onderdeel van een transactie. Dan moeten ze actueel zijn en daarna niet meer wijzigen. Zou je een verwijzing gebruiken die altijd naar het actuele gegeven verwijst dan kom je in de problemen als later de stamgegevens wijzigen want dan wijzigt ook je transactie en klopt deze niet meer met de werkelijkheid van toen. Denk aan mensen die hun achternaam wijzigen, een auto die wordt overgespoten etc.

Gebruik maken van een verwijzing naar de bron in plaats van lokaal vastleggen stelt zeer hoge eisen aan de bronhouder die de historie van een gegeven in de verwijzing moet meenemen en deze tot in lengte van dagen moet kunnen leveren met een beschikbaarheid die de afnemer vraagt.

Het betekent ook dat de eigenaar van de transactiegegevens niet een eigenstandige registratie kan voeren en voortdurend afhankelijk is van de bronregistratie. Hoe kun je dan de verantwoordelijkheid nemen voor de eigen informatiehuishouding?

Stamgegevens moet je kopiëren als ze onderdeel worden van transactiegegevens!

Niet verwijzen maar dupliceren!

Als stamgegevens actueel moeten zijn is het af te raden om een eigen kopie te gebruiken die eerder is “opgehaald”. Voor transacties geldt voor stamgegevens altijd het principe van “informeer bij de bron(houder)”. Je moet op dat moment synchroniseren met de registratie waarin de stamgegevens vastliggen. Maar er kan reden zijn om een eigen “kopie” van de stamgegevens bij te houden. Het gebruik van externe stamgegevens creëert namelijk een afhankelijkheid. Dit kan ongewenst zijn vanwege de gevraagde hoge performance of beschikbaarheid van een systeem vanuit het bedrijfsproces.

Het is dan zaak om de eigen kopie synchroon te houden met de bron. Dat kan technisch op vele manieren en de eisen aan de actualiteit bepalen dan meestal welke manier  de beste is. Bijvoorbeeld een push door de bronhouder van gewijzigde gegevens zodra die worden geregistreerd naar de kopie. Of een periodieke synchronisatie met een frequentie die voldoende is voor de actualiteit die het proces vraagt (eenmaal per 24 uur bijvoorbeeld).

Tenslotte moeten bronhouder en afnemers sluitende organisatorische en juridische afspraken maken om elkaars registratie te gebruiken en te vertrouwen op de gegevenskwaliteit (in geval van de basisregistraties zelfs vastgelegd in wetten en twaalf eisen). Dit kost soms meer inspanning dan het zelf registreren van stamdata. In het uiterste geval zal een organisatie toch kiezen voor eigen registratie als de kwaliteit en beschikbaarheid van de referentiele gegevens onvoldoende is voor het eigen proces.

Conclusie

Stamgegevens op één plek registreren en beheren als uitgangspunt staat buiten kijf (mits ze de vereiste kwaliteit hebben). Maar mag je  stamgegevens dupliceren? Het hangt ervan af! De informatiekundige moet zich bewust zijn van de eisen die het proces stelt aan de actualiteit van een intern of extern stamgegeven en op basis daarvan zijn ontwerpkeuze maken. Naast actualiteit spelen ook performance (tijdigheid), beschikbaarheid en legitimiteit (verantwoordelijkheid) een rol. En de kosten en baten. Eén centrale ICT-voorziening die voor alle afnemers voldoet, is een architecturale utopie en in de praktijk niet mogelijk.

[1] Merk op dat in het stelsel van basisregistraties het gebruikte begrip “authentiek gegeven” niet in deze indeling voor komt. Dit is gedefinieerd als een gegeven dat in een basisregistratie is opgenomen en dat bij wettelijk voorschrift als authentiek is aangemerkt. Het kan zowel een stamgegeven, een referentieel gegeven als een transactiegegeven zijn! Referentiele gegevens die uit een bron buiten het stelsel komen (zoals postcodes) worden in de basisregistraties een “niet-authentiek gegeven” genoemd.

Andere blogs uit deze serie:

De 1ste blog, over betekenisloze identiteitsaanduiding, lees je hier.
De 2de blog gaat over het principe van ontkoppelpunten in het ontwerp en lees je hier.
De 3de blog gaat over eenduidige en consistente taal: link.
De 4de blog gaat over verantwoordelijkheidsverdeling en functiescheiding: link.
De 5de blog gaat over dat de verantwoordelijkheid voor besluiten zo laag mogelijk in de organisatie moet liggen: link.
De 6de blog gaat over aantonen “wie je bent” loskoppelen van “wat je mag”: link.
De 8de blog gaat over data en metadata scheiden in opslag en verwerking: link.

Agile werken, dat gebeurt toch alleen in de IT?

Voel jij je ook vaak overweldigd door een gebrek aan tijd, te veel taken en een gebrek aan focus? Ben je constant bezig met verschillende dingen tegelijkertijd en stel je belangrijke taken uit? Dan is een Agile werkwijze misschien wel de oplossing, zelfs als je geen software ontwikkelt. Lees verder en ontdek hoe je met Agile meer grip kan krijgen op je werk en effectiever te zijn, ongeacht je vakgebied.

Wat is Agile werken?
Agile is een benadering van projectmanagement en productontwikkeling. Het is gebaseerd op het Agile Manifesto, een document dat al in 2001 werd opgesteld door een groep softwareontwikkelaars. Agile biedt een iteratieve en adaptieve aanpak, waardoor organisaties, afdelingen en individuen sneller kunnen reageren op veranderingen en zich gemakkelijk kunnen aanpassen aan nieuwe inzichten en klantbehoeften. Binnen agile splitsen gebruikers taken in kleine, behapbare stukken die direct resultaat leveren, in plaats van maandenlang te werken aan een groot project zonder mogelijkheid van tussentijdse feedback.

Dit maakt het eenvoudiger om te focussen op de zaken die ertoe doen en voorkomt alles tegelijk proberen te doen. Agile werken stimuleert een cultuur van continue verbetering. Door regelmatig te reflecteren op de eigen werkwijze en continu te zoeken naar manieren om efficiënter te werken, verhoogt het werken met een agile werkwijze de productiviteit. Al deze onderdelen kunt u ook toepassen buiten de IT, op ‘normaal’ werk, om dit efficiënter te maken.

Waarom Agile werken buiten de IT?
Agile werken heeft een aantal eigenschappen die het geschikt maken voor toepassingen buiten de IT. Laten we kijken naar redenen waarom Agile werken waarde kan toevoegen in andere domeinen:

– Snel verkrijgen van feedback en eerder leren van je fouten: Een Agile werkwijze maakt het mogelijk eerder te leren van fouten door snel verkrijgen van feedback. Agile stimuleert regelmatige feedback in evaluaties. Dit leidt tot snellere identificatie van fouten en verbeterpunten. Door regelmatig contact met klanten, gebruikers en belanghebbenden, krijgen teams snel inzicht in wat wel, en wat niet, werkt. Hiermee kunnen organisaties de aanpak en producten direct aanpassen. Of het nu gaat om productontwikkeling, evenementorganisatie, klantenservice of marketingcampagnes, feedback stelt teams in staat hun werk voortdurend te valideren en aan te passen aan de behoeftes van dat moment. Dit bevordert een cultuur van voortdurend leren en verbeteren, waardoor je als organisatie waarde kunt blijven toevoegen aan je product of dienst.

– In staat zijn snel aanpassingen te doen: In een wereld waarin verandering de enige constante is, is het vermogen om snel te reageren op veranderingen essentieel. Agile werken biedt met het iteratief werken een flexibele aanpak waarmee teams snel kunnen inspelen op veranderingen in de omgeving en nieuwe inzichten tijdens het project. Deze flexibiliteit maakt het mogelijk om prioriteiten snel aan te passen.

– Het team staat centraal: Agile werken legt de nadruk op zelfsturing en samenwerking in de organisatie met alle stakeholders. Elk teamlid wordt aangemoedigd om verantwoordelijkheid te nemen voor het werk en om openlijk te communiceren over eventuele problemen of fouten die ze tegenkomen. Het stimuleert multidisciplinaire teams die samenwerken aan hetzelfde doel. Deze aanpak kan waardevol zijn op verschillende plekken in de organisatie. Door silo’s te doorbreken en teams te laten samenwerken, kunnen organisaties synergie creëren en betere resultaten behalen.

– Frequent behalen van resultaat: Door de iteratieve aanpak van Agile is een team of organisatie in staat om periodiek met resultaten te boeken. Over het algemeen genomen duurt het boeken van eerste resultaten twee tot vier weken.

Hoe Agile werken buiten de IT toe te passen?
Hoe moet je dan agile werken toepassen, als je niet in een IT-omgeving werkt? Hieronder hebben we vier adviezen opgenomen:

– Maak een lijst van taken en doelen: Identificeer alle taken en doelen die het projectteam willen realiseren. Zorg ervoor dat de doelen duidelijk zijn geformuleerd en dat de gewenste resultaten zijn gespecificeerd. Prioriteer; bespreek met het team welke van deze taken en doelen het belangrijkst zijn voor de organisatie of de klant en voer deze taken en doel als eerste uit.

– Schat de tijd in: Bepaal of het haalbaar is om al het werk binnen een periode van twee tot vier weken af te ronden. Als dat niet het geval is, overweeg dan het werk op te delen in iteraties. Elke iteratie moet een kort tijdsbestek hebben van minimaal 1 week en maximaal 4 weken, waarin het team een sub-taak of een aantal taken kan afronden.

– Kies een geschikte Agile-methode: Overweeg samen met het team welke Agile-methode het beste past om de voortgang van het werk te bespreken en te volgen. Enkele voorbeelden van Agile-methoden zijn Kanban of de Scrum-methodiek, met bijbehorende stand-ups (dagelijkse korte bijeenkomsten) en retrospectives (evaluaties). Het is ook mogelijk een combinatie van Agile-methoden te gebruiken, aangepast op de cultuur en inrichting van de organisatie.

– Evalueer en verbeter continu: Bespreek eventuele lessen die zijn geleerd en pas deze toe in de volgende iteratie. Door regelmatig te evalueren en verbeteringen door te voeren, is het team in staat steeds efficiënter en steeds betere resultaten te realiseren met meer waarde voor de klant of afnemer.

Gedragsverandering, moet ik daar nog wat mee?

Gedragsverandering is cruciaal bij het implementeren van Agile werken, omdat het de mindset, samenwerking en uitvoering van taken transformeert. Agile vereist een aanpassing van de mindset naar flexibiliteit, open communicatie, zelforganisatie en continue verbetering. Dit betekent het loslaten van traditionele hiërarchieën – sturing- en verantwoordingslijnen – in de organisatie en het omarmen van een cultuur van vertrouwen en empowerment. Het kan nuttig zijn een Agile coach in te schakelen of een training te volgen, om als team te leren wat er nodig is voor het succesvol implementeren en behouden van een Agile werkwijze op de lange termijn.

Kortom, Agile werken is niet beperkt tot de IT-afdeling en biedt zeker ook waarde en voordelen voor andere vakgebieden en domeinen. Het stelt teams in staat om snel feedback te verkrijgen, te leren van fouten en flexibel te reageren op veranderingen. Door de nadruk te leggen op samenwerking, zelfsturing en het behalen van frequente resultaten, werken teams en organisaties efficiënter en behalen zij betere resultaten.

Deze blog is onderdeel van een serie blogs, die gebaseerd zijn op een onderzoek in samenwerking met Universiteit Leiden. Wil je meer weten over de inzet van agile werken binnen jouw afdeling of organisatie? Neem dan contact op met Mitch Knoop: mitch.knoop@vka.nl of Aart-Jan Eenkhoorn: aartjan.eenkhoorn@vka.nl.

ChatGPT maakt je welsprekender, niet slimmer

ChatGPT. Wie heeft er nog niet van gehoord. Je hoort erover op de radio, in de wandelgangen, van LinkedIn-guru’s en zelfs op familieborrels en verjaardagsfeestjes. Maar wat is ChatGPT en is het werkelijk een oplossing die je voor van-alles-en-nog-wat kunt gebruiken?

Wie hier blindelings op vertrouwt komt bedrogen uit. Dat wordt begrijpelijk als je je verdiept in wat ChatGPT eigenlijk is.

Achterliggende techniek ChatGPT in een notendop

ChatGPT is een Large Language Model (LLM), ook wel een taalmodel. Dit is een model dat een hele grote hoeveelheid tekst (trainingdata) analyseert en daar zelf verbanden in zoekt. Deze verbanden ontstaan tussen woorden en concepten, ook wel groepjes woorden, bijvoorbeeld het concept ‘glazen plafond’. Waar ‘glazen’ misschien associaties opwekt zoals ‘limonade’ en ‘plafond’ iets als ‘kamer’, koppel je de combinatie eerder aan ‘loopbaan’. Vervolgens verbindt het algoritme met behulp van deep learning gewichten aan de verbanden.

Aan de hand van een gebruikersvraag (ook wel prompt genoemd), kan het model de volgende woorden voorspellen op basis van de gewichten en woord-verbanden.

De voorspelling van het model klinkt hoogstwaarschijnlijk als een goed lopende zin. Echter, de betekenis die wij als mensen aan woorden geven, neemt het model niet mee. Het model controleert dus niet de feitelijke juistheid van de tekst. Plat gezegd zorgt een taalmodel er alleen voor dat een zin tekstueel goed loopt, ook al zou het inhoudelijk onzin zijn.

Gebruik van ChatGPT

Terug naar ChatGPT. Dit model is getraind op miljarden teksten uit alle hoeken van het internet (tot en met 2021). Dit houdt in dat als er genoeg verbanden over een specifiek onderwerp in de trainingsdata staan, ChatGPT er goed klinkende tekst van kan maken. Realiseer je dus dat ChatGPT, als taalmodel, geen rekening houdt met de betekenis van de woorden.

Wanneer je ChatGPT een vraag stelt over een domein waar je weinig van weet dan klinkt de reactie waarschijnlijk intelligent vanwege de goede zinsopbouw. Zodra je focust op jouw eigen expertises is het mogelijk dat je gebreken tegenkomt.

We horen je denken, maar waar kan ik een taalmodel, zoals ChatGPT, dan wel goed voor gebruiken? Taalmodellen kunnen een stuk tekst voor je vertalen, met name doordat het model bekend is met de onderlinge woordverbanden in iedere taal waarop het getraind is. De uiteindelijke vertaling kijkt niet naar de inhoud van de tekst, maar naar in hoeverre dit samenspel van woorden natuurlijk voorkomt.

Ook kun je ChatGPT een opzet laten genereren voor een tekst binnen een domein waar je zelf deskundig in bent. Neem bijvoorbeeld de opzet van een projectvoorstel. Je hebt zo’n gelijksoortig stuk waarschijnlijk al verschillende keren geschreven, dus je weet precies hoe het eruit moet zien. Toch kun je aanlopen tegen een writer’s block, moeite hebben met heldere formuleringen of krap in je tijd zitten. In zo’n geval zou ChatGPT kunnen helpen met een opzetje.

Ongeacht de toepassing is het van belang dat je beschikt over kennis en expertise van het onderwerp waarvoor je taal laat generen. Hierdoor ben je zelf in staat de gegenereerde tekst te controleren op correctheid.

Conclusie

Kortom: ChatGPT stelt je in staat om efficiënter te doen wat je al kunt. Zolang je kwaliteit wilt borgen, stelt ChatGPT je niet in staat om dingen te doen die je zonder hulp ook niet kan. Wij adviseren dan ook nooit een tekst direct over te nemen van een LLM maar deze zelf, of door een andere expert op het desbetreffende vakgebied, te laten controleren. Verantwoord gebruik van oplossingen zoals ChatGPT vereist expertise.

Daan Smits en Jules van den Berg zijn consultants bij VKA. Al tijdens hun studie, maar nu bij de uitvoering van opdrachten nog veel meer, adviseren zij over het gebruik en de inzet van AI. Wil je met hen van gedachten wisselen over de inzet en het gebruik van AI? Neem dan contact met op met Daan Smits of Jules van den berg.

Vijf redenen waarom overnames en fusies mislukken.. en hoe IT dit kan voorkomen!

Ongeveer 4 op de 5 overnames of fusies (M&A’s) blijkt achteraf een mislukking te zijn geweest[1] – [2]. Dit is een flink aantal en het roept de vraag op waarom zoveel organisaties zich eigenlijk nog bezighouden met M&A activiteiten. In deze blog ga ik dieper in op vijf verschillende reden waarom M&A’s mislukken en wat organisaties op IT-vlak kunnen doen om de kans op een mislukking te minimaliseren.

Om meteen maar met de deur in huis te vallen; de vijf meest voorkomende redenen waarom het vaak mis gaat bij een overname of fusie zijn als volgt:

  1. Een onvolledige en/of gebrekkige (IT) due diligence;
  2. Overschatting: het overschatten en het té optimistisch zijn over de voordelen die de overname of fusie kan opleveren;
  3. Ontbrekende fit: op zowel het gebied van cultuur als strategisch;
  4. Te veel focus op integratie;
  5. Een slecht gemanagede (IT) integratie.

Het belang van IT due diligence
De eerste drie redenen waarom een overname of fusie mislukken hangen samen met het uitvoeren van een goede due diligence. In vrijwel alle M&A trajecten voeren organisaties een due diligence uit aan het begin. Daar is niks mis mee, sterker dat raden we aan! Maar er is een verschil tussen ‘doing the right things’ en ‘doing the things right’.

Wat wij in de praktijk zien is dat organisaties due diligence trajecten niet zorgvuldig of compleet uitvoeren. Vaak beperkt een due diligence zich tot operationele en financiële data en zien organisaties IT over het hoofd. Systemen en applicaties worden dan nog wel vaak meegenomen, maar het belang van topics zoals hoe om te gaan met het ‘alignen’ van business en IT-strategieën (wat is de strategie? Hoe zien de roadmaps eruit? Wat zijn toekomstige plannen op het gebied van technologie?), maar ook culturele verschillen zoals bijvoorbeeld een agile werkende DevOps machine versus een ouderwetse waterval aanpak worden vaak onderschat en niet grondig onderzocht.

Daarnaast voeren organisaties due diligences vaak gefragmenteerd uit en is het lastig om een compleet beeld te krijgen van het IT-landschap in samenhang met andere bedrijfsfuncties. Het uitvoeren van een complete due diligence is lastig, maar niet onmogelijk…

De IT-integratie
Reden nummer vier en vijf waarom overnames of fusies mislukken hangen samen met het uitvoeren van de integratie. In veruit de meeste M&A’s is er sprake van integratie, echter in de praktijk blijkt dat organisaties de integratie niet goed plannen en managen, vooral op het gebied van IT.

Kijkend naar het technologie aspect, moeten er werkzaamheden gebeuren op het gebied van technologie platformen, infrastructuur en netwerken in termen van consolidatie, rationalisatie en standaardisatie. Dit is niet simpel, maar mits goed uitgevoerd kan het op den duur een hoop kosten besparen. Ook op het gebied van data moet het een en ander gebeuren: beide organisaties hanteren verschillende data standaarden en modellen die op elkaar moeten worden geplot en moeten uiteindelijk leiden tot het hanteren van gelijke definities en gezamenlijke dataregisters. En dan zijn we nog niet eens begonnen over security, privacy en compliance: dezelfde control raamwerken en het implementeren en harmoniseren van beheersmaatregelen. Kortom, allemaal topics die ook in een goed uitgevoerde due diligence al naar voren moeten zijn gekomen.

In feite draait alles in het M&A traject om het uitvoeren van de integratie. In de praktijk wordt met name de IT-integratie niet goed gepland en dat is zonde, want als je als organisatie dit niet goed aanpakt, is het niet meer dan logisch dat de overname of fusie uiteindelijk leidt tot een mislukking.

En hoe nu verder?
Ik snap dat je nu denkt: waarom zou ik mij überhaupt bezighouden met fusies en overnames als 4 op de 5 een mislukking blijkt te zijn? Het laten slagen van M&A’s is niet onmogelijk, immers 1 op de 5 overnames of fusies slaagt dus wel. In dit artikel (link) heb ik al het belang van architectuur bij fusies en overnames geduid. Daarbij is dus naast het goed plannen en managen van de IT-integratie, ook het zorgvuldig uitvoeren van een goede IT due diligence aan het begin heel belangrijk voor het laten slagen van het traject.

Heeft u hulp nodig bij het uitvoeren van een IT due diligence of is uw organisatie betrokken bij een (mogelijke) overname of fusie en wilt u hier vanuit een strategisch IT-perspectief met ons verder over praten? Dat doen we graag en vrijblijvend. Neem contact op met daan.vanhorssen@vka.nl of wilbert.enserink@vka.nl.

[1] https://chiefexecutive.net/increasing-odds-success-merger/

[2] J. McKendrick. Enterprise architects, the new heroes of mergers and acquisitions, 2021. https://www.zdnet.com/article/enterprise-architects-asked-to-take-the-lead-with-mergers-and-acquisitions/

Constructieprincipes voor de informatiekundige: (5) Verantwoordelijkheid voor besluiten zo laag mogelijk in de organisatie

In deze serie van blogs sta ik stil bij de nog steeds geldige informatiekundige constructieprincipes die garant staan voor betere “informatiebouwwerken”. Ze zijn soms, in de vaart van de voortschrijdende technologie, een beetje vergeten. Met als gevolg soms wankele of slecht onderhoudbare en uitbreidbare “informatiebouwwerken”. Deze keer over de voordelen van het zo laag mogelijk in de organisatie beleggen van de verantwoordelijkheid voor besluiten. Dat het mis kan gaan wordt elke dag bewezen in de oorlog van Rusland met Oekraïne waarin Russische soldaten blind de besluiten van bovenaf volgen terwijl die van Oekraïne innovatief zijn en lokaal handelen.

Is dit een informatiekundig onderwerp of gaat dit over de bedrijfsvoering? Als je over die vraag doordenkt dan is mijn  conclusie; de bedrijfsvoering hangt samen met de informatievoorziening en dus is besturing ook een informatiekundig onderwerp!

Afhankelijk van de impact van een besluit ligt dit op een niveau in de organisatie. Een fusiebesluit bijvoorbeeld is typisch een strategisch besluit. Maar wat gebeurt er als je de verantwoordelijkheid om te besluiten te hoog in de organisatie belegd? Dan moet over de “kleine” besluiten informatie worden overgedragen naar het besluitvormend niveau. Dat kost tijd en heeft het risico van interpretatiefouten door een samenvatting, van de samenvatting van de samenvatting. Het besluit verliest context en zegt op dat hogere niveau niet hetzelfde als op het niveau waar het thuis hoort. Daarnaast doet het iets met zingeving en motivatie zoals mooi beschreven in deze animatie: link.

Organisaties die operationeel sterk gericht zijn op wendbaarheid en snelle reactie, zoals de krijgsmacht en de politie maar ook een volgens agile principes werkende organisatie, zijn een goed voorbeeld waaruit blijkt dat beslissingsbevoegdheid zo laag mogelijk in de organisatie beleggen werkt. Een duidelijke doelstelling in combinatie met een gedeeld beeld van de situatie en met rapportage naar de coördinerende centrale eenheid levert het beste resultaat (zoals bij network centric warfare, of informatiegestuurd optreden of SAFe©). Daarbij neemt de centrale eenheid niet de operationele besluiten “op de grond” maar ze bewaakt aan de hand van feedback de doelstelling (commanders intent) en stuurt daarop bij. De neiging om op microniveau te gaan sturen wordt wel groter naarmate de operationele informatie ook beschikbaar komt op het strategische en tactische niveau. Maar die neiging moet het management onderdrukken. Tactische en strategische sturing zijn een tweede orde regelniveau en moeten zich dus richten op het bijstellen van de doelen en niet op sturen van de uitkomsten.

In organisaties met veel managementlagen zien velen het echec van de eindverantwoordelijke lijnmanager die wordt overladen met besluiten waar hij of zij eigenlijk te weinig van weet om inhoudelijk te kunnen beslissen. Dus komen er oplegnotities, minutes en andere mooie formats om het vraagstuk of besluit terug te brengen tot een behapbaar verhaal. Veel doublure aan informatie dus. De oorzaak van teveel aan informatie ligt ook vaak in controldenken, wantrouwen en het idee dat managers operationeel moeten sturen en niet hun verantwoordelijkheid kunnen nemen als ze teveel over laten aan lagere bestuurslagen. Door het mandaat voor besluiten zo laag mogelijk in de organisatie te beleggen maar tegelijk duidelijke aan te geven wat bereikt moet worden en afspraken te maken over de rapportage of feedback aan de hogere lagen, ontstaat een informatiehuishouding met minder doublures en meer transparantie.  Alle niveaus en besluiten voeden de informatiehuishouding met operationeel/transactionele gegevens waarmee het management in staat is om te sturen op de uitkomsten door middel van KPI’s en zo de organisatie te leren betere besluiten te nemen.

Het succes van Netflix is een voorbeeld van dit principe en wordt mooi beschreven in het boek “No rules rules”[1]. De kern van dat succes is een bedrijfscultuur die mensen boven procedures stelde, die meer nadruk legde op innovatie dan op efficiëntie en waarin heel weinig controle was. Deze cultuur, gericht op het bereiken van topprestaties door een competent medewerkersbestand en leidinggeven door context te geven in plaats van controle heeft Netflix in staat gesteld te groeien en mee te veranderen met de klantvraag.

Een typisch voorbeeld van een organisatie die vastloopt omdat besluiten niet op het operationele niveau mogen worden gemaakt is een op autoriteit en hiërarchie gebaseerde krijgsmacht zoals in Rusland of Noord Korea. Maar ook het Angelsaksische managementmodel is gevoelig voor dit vastlopen door indolentie en afwachten bij de uitvoerende medewerkers.

Een verkeerde mandaatregeling of beslissingsbevoegdheid heeft dus niet alleen invloed op het succes of falliet van een organisatie maar ook direct invloed op de informatiebehoefte en navenant op afstemmingsoverleggen en de controltoren. Als informatiekundige ben je vaak als enige in een positie om dit te signaleren en is het zaak die impact te duiden en te adviseren over een werkend ontwerp voor de besturing.

[1]  No Rules Rules | 9780753553664 | Reed Hastings

Andere blogs uit deze serie:

De 1ste blog, over betekenisloze identiteitsaanduiding, lees je hier.
De 2de blog gaat over het principe van ontkoppelpunten in het ontwerp en lees je hier.
De 3de blog gaat over eenduidige en consistente taal: link.
De 4de blog gaat over verantwoordelijkheidsverdeling en functiescheiding: link.
De 6de blog gaat over aantonen “wie je bent” loskoppelen van “wat je mag”: link.
De 7de blog gaat over enkelvoudige registratie van stamgegevens: link.
De 8de blog gaat over data en metadata scheiden in opslag en verwerking: link.

De radicale uitweg: bouw een nieuwe Belastingdienst!

De Belastingdienst lijkt in een gordiaanse knoop te zitten waar de dienst, de politiek en it’-ers niet meer uit komen. Om deze knoop te ontwarren zijn onconventionele oplossingen nodig, want met de bestaande gaat het niet lukken! Daarom wil Joost van Lier een knuppel in het hoenderhok gooien. Oftewel radicale oplossingen zijn benodigd: we moeten starten met het bouwen van een nieuwe Belastingdienst!

Met dit idee heeft hij een artikel geschreven wat door Computable.nl is gepubliceerd. Wil je dit artikel lezen? Klik op de link hieronder.

Link naar het artikel.
computable-logo

Constructieprincipes voor de informatiekundige: (4) Verantwoordelijkheidsverdeling en functiescheiding

In deze serie van blogs sta ik stil bij de nog steeds geldige informatiekundige constructieprincipes die garant staan voor betere “informatiebouwwerken”. Ze zijn soms, in de vaart van de voortschrijdende technologie, een beetje vergeten. Met als gevolg soms wankele of slecht onderhoudbare en uitbreidbare “informatiebouwwerken”. Deze keer over de noodzaak van een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling en functiescheiding in de organisatie. Dat het mis kan gaan werd onlangs bewezen bij de gemeente Den Haag waar een medewerkster paspoorten kon vervalsen voor criminelen omdat functiescheiding onvoldoende was geborgd in de werkprocessen.

De administratieve organisatie (AO) is een belangrijk aspect van een betrouwbare en beheerste informatiehuishouding. Functiescheiding en een goede taakverdeling zijn basisvoorwaarden voor een adequate besturing en beheersing van een organisatie. Tegenwoordig zouden we het “governance” noemen. In veel gevallen wordt het gezien als iets voor de controller of accountant en vaak wordt het aspect alleen in verband gebracht met financiële risico’s en fraude maar het is meer dan dat. Het hangt nauw samen met dataregistratie en gebruik. En omdat data steeds kritischer wordt als bedrijfsmiddel of omdat misbruik grote gevolgen kan hebben is het de moeite waard om hieraan als informatiekundige aandacht te schenken bij de opzet van de informatievoorziening als geheel en de inrichting van “checks&balances” om te voorkomen dat “de slager zijn eigen vlees keurt”. By design dus.

Verantwoordelijkheidsverdeling

In veel organisaties is de vraag “wie gaat hierover” niet eenvoudig te beantwoorden als het om de informatie als bedrijfsmiddel gaat. (Eind)verantwoordelijkheid (of eigenaarschap) voor processen, begrippen, gegevens en systemen is dan niet gedocumenteerd. Hier speelt ook de eeuwige verdeling tussen lijnverantwoordelijkheid en domeinverantwoordelijkheid (of portefeuillehouders in de matrixorganisatie). De CIO of CDO zal vanuit de kaderstellende rol eisen stellen aan de informatiehuishouding maar de inhoudelijke eindverantwoordelijkheid voor een proces of gegeven zal bij een persoon in de lijn moeten liggen.

Het organiseren en vastleggen van eigenaarschap (of beter accountability) en beheer (of responsibility) in een RACI matrix is een middel om dit expliciet te maken. Want bij iedere verandering zal iemand het nieuwe proces, product, begrip, gegeven of applicatiecomponent moeten beoordelen en vaststellen of goedkeuren.

Een informatiekundige zal de verantwoordelijkheidsverdeling moeten kennen om ontwerpen te laten vaststellen door de juiste beschikkende functionaris.

Functiescheiding

Functiescheiding is gebaseerd op het creëren van belangentegenstellingen en voorkomt dat een enkeling verantwoordelijk is voor meerdere opeenvolgende kritische handelingen in een bedrijfsproces, die mogelijkerwijs tot onregelmatigheden kunnen leiden die niet tijdig en gedurende de normale procesgang ontdekt worden. Het is een preventieve controlemaatregel (net zoals automatische systeemcontroles en anti-virus software) die in de dagelijkse registratieve taken helpt om twee dingen te voorkomen:

– Bewust fraude plegen wordt ontmoedigd omdat hiervoor samenwerking van twee of meer personen nodig is.
– De kans dat onbedoelde fouten optreden door het handelen van één enkele medewerker, is geringer.

Er is volgens de BIO sprake van adequate functiescheiding indien:

– in de organisatie een helder beeld bestaat van kwetsbare handelingen en functies;
– de verschillende kwetsbare deelhandelingen worden uitgevoerd door verschillende werknemers;
– kwetsbare handelingen die niet kunnen worden opgesplitst in deelhandelingen en niet separaat kunnen worden uitgevoerd, in teamverband worden verricht (4-ogen principe).

Denk in dit kader bijvoorbeeld aan de kritische processen en registratie van identiteitenbeheer en autorisatiemanagement. Autorisaties in het systeem zijn dé manier om functiescheiding strikt in te richten. Uiteraard zal er ook altijd functiescheiding buiten het systeem bestaan, maar de inrichting van autorisaties biedt de mogelijkheid om scheiding echt af te dwingen en is bovendien een efficiënte controle. Echter, het komen tot een goede inrichting waarbij een volledige scheiding bestaat tussen de handelingen, kijkrechten/rapportages en tussen de verschillende afdelingen van de organisatie is lastig te realiseren. Dit is dus typisch een ontwerpvraagstuk dat van te voren moet worden overdacht bij het begin van het bedrijfsproces!

Bedenk dat voor verantwoordelijkheidsverdeling en functiescheiding een bepaalde functierol (beschikkende functie, registrerende functie, bewarende functie, uitvoerende functie, controlerende functie) altijd door een persoon wordt ingevuld. Een afdeling kan dus niet een dergelijke functie hebben!

Bij digitale transformatie van de organisatie en aanpassen van processen en informatievoorziening zijn verantwoordelijkheidsverdeling en functiescheiding belangrijke aandachtspunten. Natuurlijk zijn de CISO en de FG hierbij een kwaliteitsbewaker maar de informatiekundige zal zelf de voorgestelde inrichting conceptueel moeten ontwerpen en aanbieden voor een toets!

Andere blogs uit deze serie:

De 1ste blog, over betekenisloze identiteitsaanduiding, lees je hier.
De 2de blog gaat over het principe van ontkoppelpunten in het ontwerp en lees je hier.
De 3de blog gaat over eenduidige en consistente taal: link.
De 5de blog gaat over dat de verantwoordelijkheid voor besluiten zo laag mogelijk in de organisatie moet liggen: link.
De 6de blog gaat over aantonen “wie je bent” loskoppelen van “wat je mag”: link.
De 7de blog gaat over enkelvoudige registratie van stamgegevens: link.
De 8de blog gaat over data en metadata scheiden in opslag en verwerking: link.

Constructieprincipes voor de informatiekundige (2): Ontkoppelpunten voor complexiteitsreductie en flexibiliteit

In deze serie van blogs sta ik stil bij de nog steeds geldige informatiekundige constructieprincipes die garant staan voor betere “informatiebouwwerken”. Ze zijn soms, in de vaart van de voortschrijdende technologie, vergeten. Met als gevolg wankele of slecht onderhoudbare en uitbreidbare “informatiebouwwerken”. In deze tweede blog sta ik stil bij de kunst van het ontkoppelen.

Een goed ontwerp kent zogenaamde ontkoppelpunten. Denkbeeldige knippen in de complexiteit van het geheel die zorgen dat de delen, zo onafhankelijk als mogelijk, los van elkaar kunnen worden ontwikkeld, geïmplementeerd en (op termijn) vervangen. Interoperabiliteit dus, zonder centrale sturing. In zijn ultieme vorm is dit de “service oriented architecture (SOA)” maar die is in allerlei verschijningsvormen ontwikkeld.

Op organisatieniveau is dit te realiseren door te denken in diensten. Denk bijvoorbeeld aan de dienst die PostNL levert aan BOL.com in de logistieke keten. Via dienst-oriëntatie kun je de processen en bedrijfsfuncties die een eindproduct leveren in een voortbrengingsketen of netwerk ontkoppelen. De interne voortbrenging van de dienst zelf is een “black box” voor de afnemer van de dienst en je kunt zo als afnemer of keten diensten combineren tot ketens van diensten mits de koppelvlakken of aansluitvoorwaarden eenduidig zijn gespecificeerd. Vaak in de vorm van een contract. In de strafrechtketen doelarchitectuur is dit principe van ontkoppeling door dienst-oriëntatie toegepast omdat daar de onafhankelijkheid van de ketenpartijen een groot goed is terwijl er een gemeenschappelijk doel moet worden bereikt. (hiervoor is onder andere gebruik maakt van het gedachtegoed van Jan Dietz genaamd DEMO[1]).

De architect moet hier vooral letten op het vermijden van bottle necks of single points of failure. Welke alternatieven zijn er voor een dienst (flexibiliteit)? En zijn de contracten bindend genoeg om de voortbrengingsketen te laten draaien (denk ook aan de unhappy flow en uitzonderingen)?

Een voorbeeld van een keten waar dit nu moeizaam lijkt te gaan is de vreemdelingenketen. Is er wel voldoende ontkoppeling tussen de diensten van KMAR, IND, COA en gemeenten om het gezamenlijke doel te kunnen bereiken?

Op het niveau van informatie en communicatie en betekenis (semantiek) is het gebruikelijk om interoperabiliteit te bereiken met vertalingen tussen de verschillende domeinen of organisaties om te vermijden dat iedereen dezelfde “taal” moet spreken (wat vaak een grote inspanning vraagt). Informatie bestaat in een bepaalde context en die bepaalt de betekenis. Zonder context is informatie slechts data en die is dan meestal niet eenduidig voor iedereen te interpreteren. Zo kent het domein van financiële verantwoording XBRL als taal terwijl in het zorgdomein de standaard HL7 zorgt voor eenduidige betekenis. Toch is het afstemmen van semantiek een tijdrovend proces. Een alternatief is daarom Linked data als een oplossing om informatie in context te kunnen duiden, ongeacht het domein[2]. Linked data ontkoppelt feitelijk het gegeven van het domein.

Op technologie niveau zien je hier het ontkoppelen van de lagen (presentatie, applicatie, dataopslag) en ontstaan van technische koppelvlakken, API’s, waarop iedereen zonder verdere afstemming kan aansluiten en waarmee allerlei gegevensdiensten technisch kunnen worden ontkoppeld. Microservices zijn hier een implementatie van het SOA idee. Technisch ontkoppelen voorkomt ook vendor lock in door afspraken te maken over open standaarden en migratiemogelijkheden van data.

Omdat we tegenwoordig steeds meer in netwerken en ketens samenwerken is de kunst van het ontkoppelen belangrijker geworden om afhankelijkheden en complexiteit te reduceren. Het ontwerp van een oplossing moet daarom worden getoetst op deze afhankelijkheden en voorzien in logische ontkoppelpunten en alternatieve “leveranciers” om ze te verkleinen.

[1] https://en.wikipedia.org/wiki/Jan_Dietz

[2] Zie SKOS https://www.w3.org/TR/skos-reference/#L895

Andere blogs uit deze serie:

De 1ste blog, over betekenisloze identiteitsaanduiding, lees je hier.
De 3de blog gaat over eenduidige en consistente taal: link.
De 4de blog gaat over verantwoordelijkheidsverdeling en functiescheiding: link.
De 5de blog gaat over dat de verantwoordelijkheid voor besluiten zo laag mogelijk in de organisatie moet liggen: link.
De 6de blog gaat over aantonen “wie je bent” loskoppelen van “wat je mag”: link.
De 7de blog gaat over enkelvoudige registratie van stamgegevens: link.
De 8de blog gaat over data en metadata scheiden in opslag en verwerking: link.

Constructieprincipes voor de informatiekundige

Al in de jaren 90 betoogde Jaap van Rees dat er behoefte was aan informatiekunde als discipline naast informatica[1]. Informatiekunde is volgens hem ontstaan uit de informatica zoals verkeerskunde voortgekomen is uit onder andere de autotechniek. Met weinig auto’s hoef je nog niet veel te regelen. Als het er meer worden, blijkt de kunde van hun samenhangende toepassing onontbeerlijk. Daarbij maakte van Rees onderscheid tussen de rollen van architect en constructeur. De architect is volgens hem gericht op “schoonheid”, kwaliteit en passen in de omgeving van het ontwerp. De constructeur moet zorgen dat het maakbaar is en werkt, gegeven de technologische grenzen.

Aldus ontstaat in z’n eenvoudigste opzet een matrix met vier elementen. Eén element daarvan is de architect van de organisatie als informatieverwerkend geheel, ofwel de informatiekundige architect. Daarnaast is er de architect van de middelen voor de informatieverwerking. Dat is dan de informatica-architect. Met betrekking tot de constructeur is er dezelfde nuancering, dat wil zeggen een informatiekundige constructeur en een informatica-constructeur.

Deze indeling past vandaag de dag nog steeds kijkend naar alle aanduidingen van IT specialisten. Het helpt om beter te duiden in welk kwadrant iemand acteert vanuit rol en discipline. Daarbij kan iemand best in meerdere kwadranten actief zijn als hij zich steeds bewust is van zijn positie.

Voor de uitvoering van hun professie passen ze allemaal principes toe.

De informatiekundige architect bepaald welke informatieprincipes voor zijn ontwerp van de informatieverwerkende organisatie van toepassing zijn, de constructeur past ze toe als norm bij de bouw en inrichting. Constructieprincipes zijn universeler omdat elk ontwerp via constructie in de concrete werkelijkheid gedaante krijgt. Iets werkt, of werkt niet, punt. Het is daarmee duidelijk dat een constructieprincipe niet tegen natuurwetten kan indruisen. Een ondeugdelijk bouwwerk stort in.

De wisselwerking tussen architectuur en constructie zit in het voortschrijden van technologie. Met de ene technologie zijn andere constructies mogelijk dan met een andere. Ook de architect krijgt daardoor de mogelijkheid en beperking van andere keuzes.

In een serie van korte columns wil ik stil staan bij de nog steeds geldige informatiekundige constructieprincipes die garant staan voor betere informatiebouwwerken. In de afgelopen decennia is namelijk de nadruk vaak gelegd op de mogelijkheden die de voortschrijdende techniek van die bouwwerken te bieden had. De informatiekundige kant is daarbij een beetje vergeten. Met als gevolg soms wankele of slecht onderhoudbare “informatiebouwwerken”.

Achtereenvolgens komen onderstaande informatiekundige principes aan bod:

  1. Betekenisloze identiteitsaanduiding
  2. Ontkoppelpunten voor complexiteitsreductie en flexibiliteit, maximale onafhankelijkheid van delen
  3. Consistentie van taal
  4. Duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling en functiescheiding voor de administratie
  5. Beslissingsbevoegdheid voor de uitvoering zo laag mogelijk beleggen
  6. Autorisatie loskoppelen van identificatie/authenticatie
  7. Enkelvoudige vastlegging van stamdata
  8. Data en metadata scheiden in opslag en verwerking
  9. Standaardpatronen toepassen zonder afwijkingen.

De voortschrijdende techniek maakt ook een aantal constructieprincipes voor de informatica mogelijk :

  1. Applicatiefunctie en dataopslag scheiden
  2. Apparaat onafhankelijk ontwikkelen
  3. SQL versus linked data
  4. Onzichtbare koppelingen zijn verboden

De 1ste blog, over betekenisloze identiteitsaanduiding, lees je hier.
De 2de blog gaat over het principe van ontkoppelpunten in het ontwerp en lees je hier.
De 3de blog gaat over eenduidige en consistente taal: link.
De 4de blog gaat over verantwoordelijkheidsverdeling en functiescheiding: link.
De 5de blog gaat over dat de verantwoordelijkheid voor besluiten zo laag mogelijk in de organisatie moet liggen: link.
De 6de blog gaat over aantonen “wie je bent” loskoppelen van “wat je mag”: link.

[1] EAN 9789026721557. Hij maakt het nog steeds geldige onderscheid tussen de leer van de informatietechnologie (informatica) en de leer van de informatieverwerking in organisaties (informatiekunde)

Constructieprincipes voor de informatiekundige (1): betekenisloze identiteitsaanduiding

In deze serie van blogs sta ik stil bij de nog steeds geldige informatiekundige constructieprincipes die garant staan voor betere “informatiebouwwerken”. Ze zijn soms, in de vaart van de voortschrijdende technologie, een beetje vergeten. Met als gevolg soms wankele of slecht onderhoudbare en uitbreidbare “informatiebouwwerken”. Als eerste sta ik stil bij de voordelen om een identiteitsaanduiding betekenisloos te houden.

Informatieobjecten in een administratie wil je uniek kunnen identificeren. Zo kun je ernaar verwijzen en kenmerken van dat object koppelen aan één en hetzelfde “ding” of “recht”. Denk bijvoorbeeld aan objecten als “klant”, “voertuig”, “organisatie”, “bankrekening”, “telefoonnummer”, maar ook aan documenten als “eigendomsbewijs”, “paspoort” en “rijbewijs”. Dus krijgen ze een unieke identiteitsaanduiding. Waarom is het zo belangrijk om de identiteit betekenisloos te houden?

Bij de invoering van het SEPA betalingsverkeer was het noodzakelijk om rekeningnummers uniek te maken over landen en banken heen. Bij 1 rekeningnummer moest maar 1 rekening horen. Met als doel om het betalingsverkeer te vereenvoudigen tussen landen. De gekozen codering – een landcode, een bankcode en een nummer- bevatte uiteindelijk betekenis. Daarmee was het doel van unieke nummers wel bereikt maar was een andere mogelijkheid overboord gezet; namelijk portabiliteit van je rekeningnummer! Als we ooit zouden willen bereiken dat je (net als bij mobiele telefonie) je rekeningnummer kunt meenemen naar een andere bank dan is deze codering ongeschikt. Immers de bankcode zit erin verwerkt. Dit voor de consument nadelige gevolg was (bewust of onbewust) vergeten maar het is frappant dat hierover nooit een fatsoenlijke discussie is gevoerd vanuit informatiekundig oogpunt en belangen van de consument.

Een ander voorbeeld is het privé emailadres als unieke aanduiding van een “postbus” of identiteit. De extensie na de @ is nu vaak een verwijzing naar de provider en de aanduiding ervoor kan iets prijsgeven over de persoon. Dat kan bewust zijn voor herkenbaarheid maar met dat emailadres kun je niet zomaar naar een andere leverancier stappen. Terwijl het wel vaak een identiteitsaanduiding is van jou als persoon die je overal op het web gebruikt. Als morgen Google of Microsoft stopt met zijn emailservice hebben veel mensen een probleem, of er komen in elk geval heel veel doorzendinstructies. Als je weet dat de extensie achter de @ een koppeling is naar het internetadres van de emailserver dan zou je ook  kunnen  streven naar een emailextensie waarbij die koppeling aanpasbaar is zonder de extensie te veranderen (zoals bij een eigen domein extensie).

Het kan natuurlijk voordelen hebben om betekenis en informatie in een identiteit te stoppen maar in de regel kun je die informatie ook op een andere wijze koppelen aan het object. Een verkeerde keuze van de codering kan dus voor andere toepassingen grote gevolgen hebben of beperkingen met zich meebrengen. Daar moet je je in elk geval van bewust zijn als je voor de keuze staat. Zeker als er persoonsgegevens in een code sluipen. Stel je voor dat destijds was gekozen om mijn BSN te coderen als NLADAM27121966-1234. Dan zouden mijn nationaliteit, geboorteplaats en geboortedatum al bekend zijn met louter mijn BSN. Terwijl het wel een unieke code is als je ervan uit gaat dat er niet meer dan 9999 kinderen op één dag in Amsterdam worden geboren. Dan had het BSN lang niet zo breed toegepast kunnen worden als nu, vanuit oogpunt van privacy.

Wanneer het doel unieke identificatie is, zonder jezelf te beperken in het (toekomstig) gebruik van die identiteitsaanduiding, is het constructieprincipe voor de code daarom dat deze betekenisloos moet zijn.

Andere blogs uit deze serie:

De 2de blog gaat over het principe van ontkoppelpunten in het ontwerp en lees je hier.
De 3de blog gaat over eenduidige en consistente taal: link.
De 4de blog gaat over verantwoordelijkheidsverdeling en functiescheiding: link.
De 5de blog gaat over dat de verantwoordelijkheid voor besluiten zo laag mogelijk in de organisatie moet liggen: link.
De 6de blog gaat over aantonen “wie je bent” loskoppelen van “wat je mag”: link.
De 7de blog gaat over enkelvoudige registratie van stamgegevens: link.
De 8de blog gaat over data en metadata scheiden in opslag en verwerking: link.

Het belang van architectuur bij overnames en fusies

Het aantal fusies en overnames in Nederland steeg vorig jaar, ondanks Corona, voor het achtste jaar op rij en daarmee kan 2021 de boeken in als een recordjaar. In de eerste helft van 2022 is de markt van overnames en fusies echter stil komen te vallen door de grote economische onrust[1]. Dit biedt ons een mooi moment om de balans op te maken.

Niet alleen maar rozengeur en maneschijn

Voor veel organisaties zijn overnames (en fusies in mindere mate) geen individuele of uitzonderlijke gebeurtenissen meer. De betrokkenheid bij overnames en fusies komt eerder voort uit de moderne business strategieën die gevoerd worden om bijvoorbeeld te kunnen groeien of kosten te besparen. Dat klinkt allemaal wel leuk en aardig, maar de keerzijde, die nogal wat onderbelicht is, is dat overnames en fusies ook worden beschouwd als één van de moeilijkste uitdagingen waar organisaties en hun IT mee te maken krijgen.

Het overgrote deel van de overnames en fusies, verschillende onderzoeken schatten tussen de 70 en 90 procent[2],[3] blijkt achteraf een mislukking te zijn geweest. Het is inderdaad een brede schatting, maar het zou dus betekenen dat ongeveer 4 op de 5 overnames of fusies niet voldoet aan de verwachtingen die vooraf voor ogen waren. Dat zijn er, op zijn zachts gezegd, dus een hele hoop. De drie meest voorkomende fouten die worden gemaakt tijdens dit soort trajecten zijn (1) het overschatten van de waarde van een overname of fusie, (2) het overschatten van de te realiseren synergiën en (3) het onderschatten van de (integratie)kosten.

Geen overname zonder IT Due Diligence en goede architectuur

Veel bedrijven leunen tegenwoordig zwaar op IT. Het is daarom geen wonder dat een goede IT due diligence van groot belang is bij overnames. De IT kosten, IT-organisatie en het ICT-landschap zijn onderdelen van de IT die goed onderzocht dienen te worden op het bekende ‘lijk-in-de-kast’. Architectuur dient als een perfect instrument om een bijdrage te leveren aan het algehele succes van het traject. Immers, vanuit de architectuur kun je een goede inventarisatie verwachten van het huidige systeemlandschap en de (on)mogelijkheden van IT integratie met de eigen organisatie. Vreemd genoeg echter, wordt het architectuur team bij heel veel organisaties helemaal niet óf te laat betrokken in het overname- of fusie traject, terwijl uit verschillende onderzoeken is gebleken dat overnames en fusies meer succesvol zijn als er een goede mate van betrokkenheid en volwassenheid op het gebied van architectuur is[3],[4]. Architectuur is dus cruciaal voor het laten slagen van dit soort trajecten.

Wel of niet integreren?

Als we vanuit een architectuur perspectief kijken naar overname- en fusietrajecten, dan is de belangrijkste vraag: gaan we de overgenomen organisatie integreren of niet? In het geval van fusies is logischerwijs altijd sprake van een integratie. Bij overnames is dat dus niet per se het geval. In het geval dat er niet geïntegreerd wordt bij een overname, is er meer sprake van een ‘on arm’s length’ relatie tussen de overnemende en overgenomen partij. In dit soort overnames is het belangrijk om goede lange termijn doelen en een visie samen te stellen. In veel overnames en fusies vindt er dus wel een integratie plaats. Veel voorkomende redenen om een organisatie te integreren zijn om kosten te verlagen, synergiën te behalen of om meer controle te krijgen. In sommige gevallen is het logisch om te integreren, maar er zijn scenario’s waarin dit minder voor de hand ligt of zelfs totaal niet wenselijk is. Het is heel lastig om adequate beslissingen te nemen in dit soort trajecten. Je hebt immers niet altijd alle informatie die je zou willen hebben ter beschikking en in een veel gevallen wordt een organisatie veel “mooier verkocht” dan daadwerkelijk het geval is. Daarnaast komen er ook vaak pas ná het sluiten van een deal lijken uit de kast vallen die tijdens een Due Diligence, wat overigens nooit een 100% compleet beeld zal geven, over het hoofd zijn gezien.

Conclusie

Kortom, elke overname of fusie is anders en brengt zijn eigen uitdagingen met zich mee. Het blijven lastige trajecten en het is niet voor niks dat naar schatting 70 tot 90 procent achteraf een mislukking blijkt te zijn geweest. Overschatting en onderschatting spelen hierbij een grote rol. Architectuur kan daarom als een perfect middel dienen om bij te dragen aan het succes van dit soort trajecten.

Daan is afgestudeerd op enterprise architectuur i.r.t. fusies en overnames (M&A’s) en IT due diligence. Als architect werkt Daan op uiteenlopende vraagstukken in de informatievoorziening bij zijn opdrachtgevers. Is uw organisatie betrokken bij een (mogelijke) overname of fusie en wilt u hier met ons verder over praten? Dat doen we graag en vrijblijvend. Neem contact op met daan.vanhorssen@vka.nl of wilbert.enserink@vka.nl.

 

[1] https://fd.nl/bedrijfsleven/1443718/fusie-en-overnamemarkt-valt-stil-door-grote-economische-onrust

[2] https://chiefexecutive.net/increasing-odds-success-merger/

[3] G. Toppenberg, S. Henningsson, and G. Shanks. How cisco systems used enterprise architecture capability to sustain acquisition-based growth. Copenhagen Business School, 14:151–168, 01 2015.

[4] J. McKendrick. Enterprise architects, the new heroes of mergers and acquisitions, 2021. https://www.zdnet.com/article/enterprise-architects-asked-to-take-the-lead-with-mergers-and-acquisitions/

Over onzekere bestemmingen

Wat verwachten opdrachtgevers van complexe programma’s van de “lead architect”? Via AGConnect vind je mijn bijdrage aan dat vraagstuk waarbij de uitkomst van 15 interviews met opdrachtgevers is verwerkt tot een compacte conclusie.

 

Link naar het hele verhaal: link.

 

Gepubliceerd via

5 Tips voor een goede ketenrisicoanalyse 

Noodzaak tot inzicht in ketenrisico’s 

Samenwerkingsverbanden tussen organisaties (overheid, bedrijfsleven, instellingen, etc.) zijn niet meer weg te denken in de huidige maatschappij. Overheden zoals inspectiediensten, omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s werken samen voor bijvoorbeeld de vergunningverlening, toezicht en handhaving. Ziekenhuizen, huisartsen en apothekers voor verlenen van zorg en in het bedrijfsleven is de ‘supply chain’ voor levering van goederen van levensbelang. De afhankelijkheden waarmee verschillende gemeenten zijn geconfronteerd ten tijde van de Log4j kwetsbaarheid, en de ontwikkelingen in Oekraïne die de paraatheid van onze digitale weerbaarheid op de proefstellen, onderstrepen de afhankelijkheid en complexiteit van de ketens waar we onderdeel vanuit maken. 

Deze voorbeelden hebben een ding gemeen: er is een onderliggende informatievoorziening die alle partijen verbindt en die het mogelijk maakt om informatie met elkaar te delen, goederen te verschepen en diensten te leveren. Het oude gezegde ‘de ketting is zo sterk als zijn zwakste schakel’ gaat ook hier op: hoe veilig is de informatievoorziening in de keten en hoe stel je zeker dat alle schakels in de keten even sterk zijn?  

Handreiking ketenrisicoanalyse van de VNG 

De informatiebeveiligingsdienst (IBD) van VNG Realisatie onderkent het vraagstuk van de keten en heeft daarom een handreiking Ketenrisicoanalyse opgesteld. “Het doel van dit document is een handreiking te verschaffen voor gemeenten die in ketens samenwerken en die ketenrisico’s willen onderkennen en mitigeren”. Sinds januari 2022 is versie 1.0 voor algemeen gebruik beschikbaar, zie deze link. De handreiking sluit inhoudelijk aan op onder meer de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) en de standaarden voor informatiebeveiliging ISO 27001 en ISO 27002. 

De handreiking biedt in vijf uitgewerkte stappen (en 13 activiteiten) een gedegen aanpak voor de ketenrisicoanalyse. Te beginnen met het bepalen van de scope. Daarna het beschrijven van de keten en de onderlinge afhankelijkheden in processen, systemen en interface. Voorts het bepalen van de impact van een verstoring in de keten en daarna een verdere verdieping voor het vaststellen van cyberdreigingen en risico’s. De laatste stap is het bepalen van de maatregelen en het opstellen van actieplannen. In de bijlagen zijn sjablonen, formats en checklists opgenomen.  

Uitgangspunten voor een ketenrisicoanalyse 

De aandacht die de IBD geeft aan het ketenvraagstuk is naar onze mening volledig terecht: we zijn als maatschappij enorm afhankelijk van ketens. In de vorm van talloze klant-leverancier relaties en in de vorm van coproductie van taken en diensten (ketenpartner-ketenpartner relaties). Ook gemeenten. Toch bekruipt ons bij de handreiking Ketenrisicoanalyse een ongemakkelijk gevoel. De voorgestelde aanpak is top down met alle ketenpartijen en dus omvangrijk. Wie gaat dat doen? Een gemeente maakt deel uit van vele ketens, welke pakt men op en welke (nog) niet? De IBD stelt zelf vast dat er vaak geen keteneigenaar is, wie gaat het starten en coördineren? 

De omvang van het werk en de coördinatielast schrikt af. Daarom pleiten wij voor de volgende uitgangspunten bij het uitvoeren van een ketenrisicoanalyse 

  1. Elke organisatie past een bottom up aanpak toe aanvullend op de top down aanpak voor de ketenrisicoanalyse. 
  2. Een dergelijke bottom up aanpak is ingericht om kort cyclisch verbeteringen in onderdelen van de keten te identificeren, ontwikkelen, implementeren en te toetsen. 
  3. Elke organisatie is verantwoordelijk voor de eigen informatiebeveiliging. 
  4. Elke organisatie geeft inzage in haar beveiligingsniveau (tot het niveau waarop het van belang is voor de veiligheid van de keten). 
  5. Individuele organisaties gaan bilateraal met elkaar in gesprek en dragen actief bij aan de beveiliging van de keten.

Vijf pragmatische acties voor de ketenrisicoanalyse 

Naast deze belangrijke uitgangspunten om succesvol aan de slag te gaan met ketenrisico’s geven we een vijftal pragmatische acties om toe te passen: 

  1. Inventariseer welke interfaces/koppelingen met welke ketenpartner de organisatie heeft. Maak hierbij gebruik van bestaande risicoanalyses en/of business impact analyses. 
  2. Selecteer één ketenpartner op basis van een voor jouw organisatie belangrijk criterium. Denk hierbij aan onder andere aan de mate van risico, zoals financiële schade of imagoschade. 
  3. Bepaal het vigerende veiligheidsbeleid en het gehanteerde basis beveiligingsniveau (BBN) op de interfaces/koppelingen met deze ketenpartner. Bel de CISO van de samenwerkingspartner en maak een afspraak. Het is sowieso een goed idee om af en toe fysiek een kop koffie met elkaar te drinken 😊 
  4. Bespreek gezamenlijk het toegepaste beveiligingsbeleid. Bespreek de achtergronden van eventuele verschillen en de keuzes die hieraan ten grondslag liggen. 
  5. Het is natuurlijk mogelijk dat er een blijvend verschil van inzicht is over het toe te passen beveiligingsbeleid. Bepaal in dat geval om welke ketendiensten het gaat en betrek de andere ketenpartijen. Herhaal stap vier met alle ketenpartijen. 

Doen: oefenen en testen van maatregelen 

Tenslotte, er is geen kwetsbaarheid die wacht totdat de ketenrisicoanalyse is uitgevoerd. Er is geen crisis die exact verloopt zoals in een business continuity plan of resilience playbook beschreven is. Met andere woorden ‘The proof of the pudding is in the eating’. Ons advies dan ook om als onderdeel van onze bottom up aanpak, zo snel mogelijk aan de slag te gaan met het oefenen en testen van de maatregelen die bijdragen aan de beheersbaarheid en weerbaarheid van de keten. 

Wilt u meer weten over samenwerkingsverbanden, risicoanalyses en/of oefenen en testen van maatregelen?  Of wilt u aan de slag met de vijf acties en zoekt u daarbij ondersteuning? Neem contact op met ruud.boot@vka.nl 

De WGS is een goede ontwikkeling voor een afsprakenstelsel ‘by design’ voor samenwerkingsverbanden

De Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS) is op 17 december 2020 aangenomen door de Tweede Kamer (in gewijzigde vorm met amendementen). In 2021 hebben meerdere adviesorganen – op verzoek van de Eerste Kamer – zich kritisch uitgesproken over het wetsvoorstel, te weten het College voor de Rechten van de Mens, de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de Afdeling advisering van de Raad van State (RvS) [1]. Ook in het maatschappelijk veld is er veel kritiek op de komst van deze wet. De zorgen zijn divers en laten zich lastig in een regel samenvatten. Veelal komt het neer op zorgen om het verliezen van de menselijke maat bij de uitvoering van strafrechtelijk en bestuursrechtelijk toezicht op basis van deze wet en zorgen of de Tweede Kamer voldoende mogelijkheden heeft voor controle op de toepassing en uitvoering van deze wet. Echter, met de voortslepende discussie over de wet wordt de behoefte aan samenwerking bij toezicht en handhaving niet minder. Er is grote behoefte aan een juridisch kader zodat rechtmatig, controleerbaar en effectief kan worden samengewerkt.  

In dit artikel willen wij de discussie rondom gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden en de WGS vanuit een aanvullend perspectief benaderen. Onze conclusie is dat de WGS – met inachtneming van de argumenten die voorbijkomen in de discussie over deze wet – een belangrijke bouwsteen vormt voor een afsprakenstelsel ‘by design’ voor samenwerkingsverbanden.   

Paradox  

De WGS heeft een ontstaansgeschiedenis van inmiddels enkele jaren en beoogt een oplossing te bieden voor een hardnekkig probleem. Tot op heden is er namelijk geen wettelijke grondslag voor samenwerkingsverbanden van publieke en private organisaties die samenwerken op basis van een gezamenlijke informatiepositie en in dit kader (persoons)gegevens uitwisselen. Door samen te werken kunnen deze organisaties beter hun taak uitvoeren, zoals op het vlak van bestuursrechtelijk of strafrechtelijk toezicht en handhaving. Veelal volgt deze samenwerking ook uit een wettelijke verplichting.  

Het is een lastige paradox. De vereiste transparantie en rechtmatigheid van gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden vraagt om een solide juridische basis vastgelegd in wetgeving. De samenwerkingsverbanden vragen om flexibiliteit en snelheid bij de opzet en uitvoering van hun taken zodat zij ook actuele thema’s en lokale problematiek kunnen aanpakken. Aan de ene kant past het wetgevingsproces slecht op de gevraagde snelheid en flexibiliteit. Aan de andere kant leidt het ontbreken van de juiste wettelijke vastlegging van de samenwerking tot een gebrek aan transparantie, toenemende achterdocht en uiteindelijk tot rechtzaken. Recente affaires als gevolg van misstanden bij het uitgevoerde toezicht en handhaving hebben vooral dat laatste sentiment versterkt.  

Hoewel de huidige discussie over de WGS moeizaam is, zijn we ervan overtuigd dat de WGS en de inhoud van het debat enorm gaan helpen bij de ontwikkeling van gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden voor bestuursrechtelijk of strafrechtelijk toezicht en handhaving.  

Drie juridische invalshoeken 

Wanneer men kijkt naar de uitvoering van de gemeenschappelijke taak van een publieke organisatie kan dit vanuit drie invalshoeken worden gedaan. Allereerst is er de materiewetgeving die de wettelijke taak van de individuele organisatie beschrijft. Vervolgens is er gegevenswetgeving die voorschrijft welke vereisten er zitten aan de verwerking van (persoons)gegevens bij de uitvoering van die wettelijke taak. Als laatste is er samenwerkingswetgeving, welke eigenlijk een combinatie vormt van deze twee soorten wetgeving. De WGS is daar de eerste vorm van. In de volgende figuur is dit schematisch weergegeven.  

wgs-afsprakenstelsel-samenwerkingsverbanden

Hierna lichten wij de drie invalshoeken in detail toe.

Materiewetgeving

Wettelijke taken van overheidsorganisaties zijn vastgelegd in materiewetgeving. In materiewetgeving is te vinden welk belang een bepaald bestuursorgaan in het bijzonder behartigt. Veel van die wetgeving is (ver) voor de Algemene Verordening Gegevensbescherming opgesteld (AVG, van toepassing met ingang van 25 mei 2018) en sluit maar deels aan op de vereisten die uit de AVG (of diens voorganger, de Wbp) volgen. Veel materiewetten bieden de benodigde grondslag om gegevens te mogen verwerken, maar helaas is de weg daarmee niet vrij van obstakels.

De materiewetgeving bevat vaak artikelen waarin aangegeven wordt dat er voor de taakuitvoering kan of moet worden samengewerkt en de daarvoor noodzakelijke gegevens moet worden uitgewisseld met andere overheidsorganisaties of soms private organisaties. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking tussen organisaties ter voorkoming en bestrijding van onrechtmatig gebruik van overheidsgelden en overheidsvoorzieningen op het terrein van de sociale zekerheid en de inkomensafhankelijke regelingen, de voorkoming en bestrijding van belasting- en premiefraude en het niet naleven van de arbeidswetten (artikel 64 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (SUWI)).

Er zijn veel verschillende materiewetten waarvan velen over en weer verwijzen. De soms ambigue beschrijving van de samenwerking en gegevensuitwisseling (met wie precies, wat precies, onder welke voorwaarden) maakt de beschreven samenwerking en gegevensuitwisseling onoverzichtelijk.

Gegevenswetgeving

Inmiddels is er diverse gegevenswetgeving die eisen stelt en beperkingen oplegt aan het delen en verwerken van gegevens, met name persoonsgegevens. Naast de AVG zijn ook de Wet politie gegevens (Wpg) en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) hiervan voorbeelden. Op basis van de aankomende Europese verordeningen met betrekking tot AI en ePrivacy is er meer te verwachten in de komende periode.

Samenwerkingswetgeving

Materiewetgeving en gegevenswetgeving staan op gespannen voet door de verschillen in ontstaansgeschiedenis en perspectief. Materiewetgeving schrijft een bepaalde wettelijke taak voor en heeft daarmee niet altijd als voornaamste doel om gegevens te beschermen. Dit spanningsveld is al lastig voor één individuele overheidsorganisatie bij het uitvoeren van de wettelijke taken. In een samenwerkingsverband komt dat vanuit de deelnemers in meervoud bij elkaar. Daarnaast komen nog de gestelde eisen aan samenwerkingsverbanden: grondslag voor de samenwerking en waarborgen voor het voldoen aan de gegevenswetgeving bij de samenwerking.

De WGS beoogt als eerste samenwerkingswet de individuele grondslagen voor de deelnemers te bundelen en daarnaast de grondslag en eisen voor samenwerkingsverbanden toe te voegen. De WGS regelt vier concrete samenwerkingen en vervult de rol van kaderwet door de mogelijkheid van het toevoegen van samenwerkingsverbanden middels AMvB. Zoals de Memorie van Toelichting (MvT) bij de WGS benoemt, is op de verwerking van persoonsgegevens binnen het samenwerkingsverband de AVG van toepassing en dient er dus bij verstrekking door samenwerkingsverbanden aan de voorschriften van de AVG te worden voldaan. Ook benoemt de MvT dat de WGS in aanvulling op de AVG een aantal waarborgen voor goede bescherming van persoonsgegevens biedt.[2]

Echter, zoals bij de inleiding al aangegeven is de WGS als gevolg van de complexiteit van het vraagstuk en het grote maatschappelijke belang alles behalve vrij van kritiek.

De wetgevingsmix vereist een bredere blik dan alleen de WGS

De WGS biedt in potentie een belangrijke aanvulling op het wettelijk kader voor rechtmatige samenwerking en gegevensuitwisseling. Het concrete samenwerkingsverband is echter ook onderworpen aan de materiewetgeving en de gegevenswetgeving. De beoordeling of het wettelijk kader voldoende is voor alle eisen die aan samenwerkingsverbanden worden gesteld kan niet alleen bepaald worden op basis van de WGS. Dat kan alleen op basis van het geheel: een organisch gegroeid stelsel van drie soorten wetgeving met overlap, wederzijdse aanvulling of invulling, witte vlekken en wellicht ook nog tegenstrijdigheden. Zo is er bijvoorbeeld voor de inzet van AI door samenwerkingsverbanden nog niet voldoende duidelijkheid over eisen als transparantie en rechtmatigheid.

Burgers, bedrijven en instellingen hebben dagelijks te maken met tal van overheidsorganisaties en inmiddels ook tal van samenwerkingsverbanden. Consistentie en samenhang in een dergelijk ingewikkeld stelsel is lastig, ook voor toezichthouders (zoals AP) en de rechtspraak. Deze complexiteit voedt onrust en weerstand en is niet alleen met de WGS op te lossen. Er is een algehele herziening nodig van het juridisch kader voor gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden en hierbij behorende gegevensuitwisseling en verwerking van persoonsgegevens.

Afsprakenstelsel ‘by design’ voor samenwerkingsverbanden

De discussie rond de WGS maakt duidelijk dat het ontwarren van de geschetste complexiteit lastig is en niet met de WGS alleen is op te lossen. Het legt daarentegen wel de argumenten op tafel die van belang zijn om tot een oplossing te komen. Deze argumenten vormen tezamen met het huidige wetgevingsstelsel input om de configuratie (architectuur) van een afsprakenstelsel ‘by design’ voor samenwerkingsverbanden op te stellen: als er sprake is van een samenwerkingsverband, wat willen we in Nederland daarvan vastleggen in materiewetgeving, gegevenswetgeving en samenwerkingswetgeving?

Verder kan naast het wetgevende kader ook gedacht worden aan de nadere invulling van een samenwerkingsverband met convenanten en overeenkomsten. Hierbij doelen wij op het breder invullen van het afsprakenstelsel, welke kan bestaan uit meer dan alleen wetgeving. Wanneer deze lagen samenhang en consistentie krijgen is het wellicht mogelijk om transparantie, rechtmatigheid en flexibiliteit te combineren. In de loop der tijd kan bestaande wetgeving in lijn worden gebracht met de configuratie van dit afsprakenstelsel ‘by design’ voor samenwerkingsverbanden. Bestaande en nieuwe samenwerkingsverbanden zullen profijt hebben van deze duidelijkheid.

Zeker in het licht van toekomstige ontwikkelingen op het gebied van AI en ePrivacy is dit een belangrijke opgave. Daarnaast is het voorstelbaar dat niet alleen de WGS, maar ook andere toekomstige samenwerkingswetgeving een rol gaat spelen.

Een afsprakenstelsel ‘by design’ voor samenwerkingsverbanden is zeker geen gemakkelijke opgave, maar wel een heel belangrijke. Met deze toevoeging aan de discussie pretenderen wij niet een allesomvattende oplossing te bieden, maar het kan in ieder geval leiden tot een coherente structuur voor het vastleggen van de benodigde afspraken.

Wij zijn benieuwd wat u vindt, hoe denkt u over een afsprakenstelsel ‘by design’ voor samenwerkingsverbanden? Wilt u met ons van gedachten wisselen over dit vraagstuk neem dan contact op met courtney.don@vka.nl of met ruud.boot@vka.nl.


[1] Meer informatie over de WGS en de adviezen van genoemde organisaties is hier te vinden op de website van de Eerste Kamer.

[2] De tekst van de MvT vindt u hier.

Uw Digitale Business Strategie: SAAI! Of toch niet?

In een wereld waarin vrijwel iedere organisatie in toenemende mate afhankelijk is van haar informatievoorziening, is het essentieel om gericht aandacht aan digitalisering te besteden en dit vast te leggen in een plan. Toch zijn er veel organisaties die ervoor terugdeinzen, met een spook uit het verleden voor ogen: de IT-strategie – dik, abstracte taal, onduidelijk tot stand gekomen en te weinig relatie met de kern van de activiteiten van de mensen in de organisatie.

Zo ontstaat er toch een rare paradox. Want ondanks het veelvoorkomende gebrek aan planvorming komen we in veel gesprekken bij onze opdrachtgevers eigenlijk niemand tegen die het belang van IT niet onderschrijft: iedereen beseft hoe belangrijk informatievoorziening is (en de hele stapel van technologie en business modellen die ervoor nodig is om ‘het’ werkend te krijgen) en dat het noodzakelijk is om op een gestructureerde wijze een plan te trekken. Een plan voor digitalisering helpt bij het identificeren van risico’s, maakt globale ideeën en doelen concreet en maakt het mogelijk dat de neuzen dezelfde kant op komen te staan.

Nog geen digitale business strategie

Waarom dan toch die terughoudendheid van organisaties? De verbinding met ‘de business’ is een cruciale factor en juist die verbinding blijkt in de praktijk zo lastig. Voorop staat het verbeteren van de resultaten van de organisatie, de primaire en ondersteunende processen, voor de mensen die er werken, voor klanten, leveranciers en samenwerkingspartners: voor ‘de business’. Publiek, privaat, non-profit, wat dan ook. Digitale middelen kunnen daarbij ondersteunend, leidend of zelfs turn-around zijn, maar ze staan altijd in dienst van de business. Hoe breng je dit pragmatisch bij elkaar? Is een Digitale Business Strategie dan niet weer het zoveelste stroperige instrument, oude wijn in nieuwe zakken?

Bij het opstellen van een Digitale Business Strategie is het van belang dat de juiste opdrachtgever betrokken is. Gezien het essentiële karakter van de digitale middelen voor een organisatie is dat vaak de (afdelings)directeur, de CIO of de CTO. Mensen met een dergelijke verantwoordelijkheid willen en moeten vooruitkijken. Naar hun externe omgeving, hun eigen organisatie, de bedrijfsprocessen, de cultuur en de initiatieven die zij moeten nemen om verandering tot stand te brengen. Want als we het over nieuwe digitale middelen hebben dan gaat het over verandering: nieuwe manieren van werken, andere vaardigheden, een nieuw ecosysteem van leveranciers en samenwerkingsverbanden. Dit belang rechtvaardigt een strategie vanuit een doordachte aanpak, met gedegen kennis en een samenhangend, communicabel eindproduct.

Wat gaan we dan doen?

Voor VKA is in de Digitale Business Strategie altijd het antwoord op de vraag ‘en wat gaan we dan doen’ cruciaal. Een plan zonder concrete en begrijpelijke actie heeft geen gezag en leidt niet tot structurele verandering. Om het spook uit het verleden te voorkomen is een ‘lichte’ aanpak nodig, zeker als eerste start. Om deze doelen te bereiken hebben we de quick scan voor de Digitale Business Strategie ontwikkeld. De vraagstelling van de opdrachtgever staat centraal, de aanpak is gericht op coproductie en een online uitvraag bij de medewerkers vormt de kern. De uitkomsten van de scan geven inzicht in de behoefte van digitalisering in de organisatie. Het eindproduct onderbouwt en concretiseert verder de kansen, voorwaarden en risico’s. Dat is NIET SAAI maar kort en krachtig, inhoudelijk spannend en inspirerend.

Is uw organisatie toe aan een nieuwe Digitale Business Strategie en wilt u hier met ons verder over praten? Dat doen we graag en vrijblijvend. Neem contact met ons op of met Wilbert Enserink.

De WOO komt. Help, wat nu?

Op 23 januari 2017 schreef een collega de wijze woorden dat de Wet Open Overheid (WOO) nu al voorbereiding vergt. Idee was toen dat de wet in 2017 zou passeren in de Tweede en Eerste Kamer als opvolger van de Wet Openbaarheid Bestuur (WOB). De WOO is op 5 oktober aangenomen door de Eerste Kamer en treedt naar verwachting 1 juni 2022 in werking. Doel van de wet is om iedereen wettelijk het recht te geven op toegang tot publieke informatie. De wet gaat gelden voor alle bestuursorganen (overheidsorganisaties, inclusief Eerste en Tweede Kamer). Leuk zo’n wet, maar bent u er al klaar voor?

De WOO

De wet gaat veel verder dan de WOB en gaat meer vragen van organisaties. Met een WOB-verzoek was een organisatie veelal weken of maanden bezig waarbij één of meerdere medewerkers handmatig mailtjes en documenten bij elkaar sprokkelden en vervolgens, al dan niet met algoritmes, moest controleren op privacygevoelige informatie en persoonlijke beleidsopvattingen. Nu wil de overheid toe naar een ‘druk-op-de-knop’ situatie en een actieve openbaarmaking van bestanden. Een stevige ambitie. Mijn stelling is dat overheden behoorlijk onderschatten wat er op hen af gaat komen en wat de impact van deze wet is.

Impact van de WOO is groot en niet te onderschatten!

De potentiele impact van de wet is immers groot: overheden moeten actief en transparant hun informatie gaan delen en openbaar maken. Dit betekent dat ze moeten weten welke informatie ze in huis hebben (dus geen kwijtgeraakte bonnetjes meer op ministeries), dat ze weten hoe ze deze informatie enigszins snel en efficiënt uit systemen kunnen halen en hiervoor processen hebben ingericht. Verder kunnen/moeten overheden dit aanleveren aan een nieuw te bouwen platform, genaamd PLOOI. Ook dient elke overheidsorganisatie een aanspreekpunt in te richten zodat mensen met gerichte vragen deze kunnen stellen aan een contactfunctionaris, een soort informatieloket.

Lastige vraagstukken met impact

Persoonlijk juich ik de doelen van de wet toe. Een transparante overheid, is immers (bijna) altijd goed. Maar gekoppeld aan de inwerkingtreding van deze wet komen vragen naar boven over de wet zelf, juridische vraagstukken waarbij de vraag is of bepaalde informatie wel openbaar moet zijn of mag worden, ICT-vraagstukken en organisatorische vraagstukken. Een veelkoppige uitdaging dus. Gelukkig heeft de overheid ook budget gealloceerd waarop aanspraak gemaakt kan worden om projecten op te starten die de WOO helpen ‘realiseren’.

Tot slot…

Het is zaak om snel van start te gaan met het bepalen van de impact van de WOO voor uw organisatie. Nieuw op te starten projecten kunnen rekening houden met deze impact van de WOO en nadenken over hoe het project bijdraagt aan de doelen van de WOO. Een uitgewerkte (domein)architectuur specifiek vanuit de invalshoek WOO zal hierbij zeker helpen. Handen uit de mouwen. Er is veel werk aan de winkel, want de WOO komt eraan. Vroeg of laat.

Ondanks dat de WOO behoorlijk nieuw is, heeft VKA al ervaringen opgedaan bij overheidsorganisaties om implicaties in beeld te brengen. Wilt u meer weten welke implicaties de WOO voor u met zich meebrengen? Neemt u dan contact op met Wilbert Enserink of Joost van Lier.

IT-strategie of digitale business strategie: what’s in a name?

Bij VKA werk ik samen met mijn collega’s aan onderwerpen als architectuur en strategie. Die laatste gaat dan vooral over de IT-strategie. Dat is inmiddels best wel een bedaagde kreet, IT-strategie… Zo jaren zeventig. Het klinkt ook wel erg technisch. Alsof het alleen over de ‘draden en de doosjes’ gaat, iets wat mijn familie overigens nog steeds over mijn werk denkt. Maar de ingewijden weten wel beter. Het gaat om heel veel meer. Strategie van een organisatie en IT zijn immers niet meer los van elkaar te zien. Tegenwoordig draait het niet enkel meer om een IT-strategie, maar om de verwevenheid hiervan met de doelen van de organisatie als geheel: een digitale business strategie! Ik zal uitleggen waarom.

Om maar met het eerste woord te beginnen, digitaal. Toch wel weer technisch, dat klopt. Maar in alle eerlijkheid: noem mij één organisatie waarbij de bedrijfsprocessen niet op z’n minst sterk afhankelijk zijn van informatietechnologie. Ik zou het gewoon niet weten. Vaak is er sprake van totale afhankelijkheid, bij iedere functie van de organisatie: primaire functies en functies in de bedrijfsvoering zoals, communicatie, logistiek, facturering, beleid, vergunningen… Dat rechtvaardigt een duidelijke positie voor ‘digitaal’, wat mij betreft de eerste plek.

Dan het tweede woord, business. Helaas Engelstalig, daar begint de discussie natuurlijk als eerste over. Nederlandstalige alternatieven als ‘organisatie’ en ‘bedrijf’ passen niet echt, inhoudelijk niet maar ook omdat niet iedere organisatie een bedrijf is. In alle eerlijkheid, ik vind dit deel van de discussie ook volstrekt niet interessant. Waar het om gaat is dat we tot uitdrukking brengen waar we het voor doen, welk nut dient het opstellen van een digitale strategie. Dat doen we uiteraard voor het verbeteren van de resultaten van de organisatie, de primaire en ondersteunende processen, voor de mensen die er werken, voor leveranciers, samenwerkingspartners en klanten: voor ‘de business’. Publiek, privaat, non-profit, wat dan ook. Digitale middelen kunnen daarbij ondersteunend, leidend of zelfs turn-around zijn maar ze staan altijd in dienst van de business.

Als laatste strategie. Best hoogdravend. Het is hierbij van belang om in gedachte te houden wie de opdrachtgever van het opstellen van de Digitale Business Strategie is (of zou moeten zijn). Gezien het essentiële karakter van de digitale middelen voor een organisatie is dat vaak de (afdelings)directeur, de CIO of de CTO. Mensen die een dergelijke verantwoordelijkheid hebben, willen en moeten vooruitkijken. Naar hun externe omgeving, hun eigen organisatie, de bedrijfsprocessen en de initiatieven die zij moeten nemen om verandering tot stand te brengen. Want als we het over nieuwe digitale middelen hebben dan gaat het over verandering: nieuwe manieren van werken, andere vaardigheden, een nieuw ecosysteem van leveranciers en samenwerkingsverbanden. Dat is wel degelijk strategie vanuit een doordachte aanpak, met gedegen kennis en een samenhangend, communicabel eindproduct.

Kortom: is er voor de vormgeving van het toekomstige IT-landschap een samenhangend product nodig met een grote mate van verwevenheid richting de doelen van de organisatie als geheel? Kies dan voor een digitale business strategie!

Is uw organisatie toe aan een nieuwe digitale business strategie of wilt u hier zelf wel eens verder over praten? Neem dan contact met mij op of met Wilbert Enserink. We gaan graag met u in gesprek.

VKA magazine: Innovatief besparen

In navolging van het CIO seminar ‘strategisch kostenmanagement’ hebben VKA collega’s afgelopen maanden gewerkt aan een heus online magazine. In het magazine ‘Innovatief besparen’ lees je alles over strategisch kostenmanagement. VKA collega’s interviewden Hessel Dikkers (NS), Marijn Fraanje (Den Haag) en Michiel Bijleveld (CCV) om te ontdekken hoe zij omgaan met kostenmanagement. Daarnaast vind je in het bomvolle magazine ook allerlei interessante artikelen, columns en opinies. Nieuwsgierig geworden?

 

Lees het volledige magazine via deze link

Video: Online CIO seminar ‘ Strategisch kostenmanagement’

 

Eind januari 2021 organiseerde VKA haar CIO-webinar over Strategisch kostenmanagement. De CIO’s Hessel Dikkers (NS), Michiel Bijleveld (CCV) en Marijn Fraanje (Den Haag) deelden hun ervaringen, aangevuld met expertise van Wilbert Enserink. De discussie werd geleid door Marc Gill’ard.

We hebben ervaringen gedeeld over het strategisch dilemma of je kiest voor besparen op IT of besparen door te innoveren met IT, wat juist een investering in IT vraagt. We hebben voorbeelden besproken waarbij data en AI zorgde voor efficiëntere processen, self service oplossingen om handmatig werk te reduceren, het flexibiliseren van kosten door cloud- of out-sourcing, het vergroten van de grip door het versterken van regie en agile werken, etc. Als je ons seminar gemist hebt, dan kan je de uitzending nu terugkijken.

 

Link naar de uitzending op YouTube

Kostenreductie, een gevecht met Badr Hari?

Ik kreeg laatst een vraag over kostenbesparingen op IT. De vraag was eigenlijk wat ik daarvan vond en hoe ik dat zou doen. Nog voordat ik kon beginnen met het vertellen van een verhaal kreeg ik wel een randvoorwaarde mee: het IT budget moet omlaag, dus geen ‘vlucht naar voren’ met hogere IT kosten en mogelijke baten in de business. Laatstgenoemde gaat over besparen mét IT, en niet zozeer over besparen óp IT. Deze randvoorwaarde gaf mij wel meteen het gevoel met mijn armen op mijn rug in handboeien een gevecht met Badr Hari te moeten aangaan. Toch zie ik wel kansen.

IT kosten onderscheid ik in vieren: ‘run’, beheer, vernieuwing en innovatie. Niet academisch onderzocht maar als referentie wel nuttig: run zijn de kosten die je maakt om de netwerk, datacenter, applicaties en clients in de lucht te houden, beheer zijn de kosten die je maakt voor gebruikersondersteuning en wat adaptief beheer, vernieuwing gaat om kosten van vervanging van applicaties en technische componenten en innovatie gaat om kosten voor wezenlijk nieuwe technologie en functionaliteit. Niet zelden is de verdeling 80/20, dat wil zeggen 80 procent van het jaarlijks budget gaat op aan run en beheer en maar 20 procent wordt besteed aan vernieuwing en innovatie.

Run en beheer zijn lastig te beïnvloeden, het zijn operationele kosten (OPEX) en een groot gedeelte daarvan ligt vast in mensen, licenties, dienstverleningsovereenkomsten, ruimte, afschrijvingen etc. Ook de gang naar de cloud brengt financieel niet veel verlichting (de meningen hierover zijn verdeeld maar vaak gaat het om een verplaatsing van investeringskosten (CAPEX) naar OPEX). Zeker nuttig maar is door veel organisaties al gemaakt. De beïnvloedbaarheid van kosten van cloudleveranciers is daarnaast veelal laag door de meerjarige contracten. De momenten dat de contracten opengaan is wel het moment om opnieuw de markt van dienstverleners onder de loep te nemen en na te gaan of er goedkopere oplossingen denkbaar zijn. Ook door kritisch te zijn op het aantal licenties dat nodig is en ‘best of breed’ te verruilen voor ‘best of suite’ kan aanknopingspunten geven voor kostenverlaging. Dat brengt me dan op het volgend domein van kosten.

Vernieuwing. Daar zit zeker een kans. Het verlaten van ‘legacy’, oplossingen waar de medewerkers van een organisatie vaak mee vergroeid zijn, is lastig en roept vaak een berg weerstand op. Toch is het belangrijk om te doen: ‘off the shelf’ oplossingen, configureerbaar voor maatwerk – zonder ingewikkeld en duur programmeerwerk -, uit de cloud en met een brede klantenbasis (dat is net als bij de groenteboer, als er veel klanten zijn gaan de kosten omlaag en blijft de waar vers) biedt vaak een prima oplossing. De kosten gaan natuurlijk voor de baten maar in dit geval is het oogsten wel dichtbij.

Bij echte innovatie vind ik het toch wel lastig worden. Zoals bij de inzet van artificial intelligente (AI) gebaseerde oplossingen. Die zijn bovendien vaak gericht op de business en het behalen van baten. Jezelf de crisis uit innoveren klinkt mooi, maar is lastig en risicovol. Om nog even terug te komen om mijn gevecht met Badr Hari, is dat nou echt het moment om een nieuwe side-kick-karate-kid-kraanvogeltrap-hoog-in-de-lucht voor de eerste keer uit te proberen? Waarschijnlijk niet! ‘Als je geschoren wordt moet je immers stilzitten’, en onder het huidige economische klimaat worden de IT organisaties zeker geschoren.

En toch, voor de IT organisatie mogelijk wat dichter bij huis: AI kan prima helpen bij de inzet voor diagnose en voorspelling. Een innovatieve dienstverlener kan met AI waarschijnlijk betere én goedkopere dienstverlening bieden. Vernieuwing en innovatie gaan dus in het eigen IT domein prima samen!

Eerlijk is eerlijk, helemaal ongeschonden kom ik niet uit het kostenreductiegevecht. Maar ik zie wel kansen. Door nuchter te blijven en te rationaliseren, bijvoorbeeld op licenties. Door me niet gek te laten maken en in te zetten op de cloud, ‘best of breed’ en ‘off the shelf’. En door in zee te gaan met een innovatieve partner die  intelligente technologie inzet voor kwalitatief excellente diensten tegen een lage prijs. Een mooie mix van besparingen en kansen langs alle vier de genoemde assen.

Ook op zoek naar een passende manier om kosten te besparen? Op 27 januari organiseert VKA het CIO-seminar ‘Strategisch kostenmanagement’. Meer informatie en inschrijven, via deze link. 

 

Kaasschaaf of botte bijl?

De uitbraak van het COVID-19 virus en de intelligente lockdown die in reactie daarop is ingevoerd, bezorgt de Nederlandse economie flinke schade. In het bedrijfsleven hebben 138.966 bedrijven een beroep gedaan op de eerste NOW-steunmaatregel, met een gemiddeld toegekend bedrag van €55.963. Door de steunmaatregelen – maar ook door andere factoren – liep de schuld van de Rijksoverheid op in 2020 en kwam in september 48 miljard euro hoger uit dan begin dit jaar. Om die reden zijn steeds meer organisaties zoekende naar een geschikte vorm van strategisch kostenmanagement. Dit brengt echter veel gevolgen met zich mee. Gaat u gedecideerd om met kosten binnen uw organisatie? Of spreidt u liever de risico’s door op meerdere vlakken te besparen?

Impact van kostenbesparing 

De meeste CIO’s en hun business partners zullen in komende jaren worden gevraagd hun technische budgetten met 10%-14% te korten, vergeleken met 2020, zo blijkt uit onderzoek van ForresterDe coronasituatie dwingt organisaties tot kostenbesparing, omdat zij anders het hoofd niet boven water kunnen houden.  Dit geldt niet alleen voor het MKB, ook grote bedrijven als ING, Shell, Bam, Tata en KLM kondigden onlangs aan veel banen te schrappen. Andere organisaties verkeren in de (luxe)positie waarin zij een strategie kunnen bepalen om zich uit de crisis te investeren.  

Een goede strategie voor kostenmanagement heeft – ongeacht de oorzaak – altijd veel voeten in de aardeDe redenen voor kostenbesparing kunnen namelijk enorm uiteenlopen en geen bedrijf is hetzelfde. Om een goedwerkend beleid op strategisch en tactisch niveau te voeren, moet men daarnaast ook nog oog hebben voor onder andere de medewerkers en de cultuur van de organisatie bedrijf. Bovendien is het door het oerwoud aan mogelijkheden, lastig om een goed gefundeerde keuze te maken die optimaal past bij uw organisatie en medewerkers.  

VKA ziet verschillende manieren van kostenbesparing bij haar klanten. Over het algemeen zijn er twee uitersten te onderkennen; de ‘kaasschaaf methode’ of de ‘botte bijl’. 

Kaasschaaf 

Om risico en impact te spreiden, wordt frequent gekozen voor een stapsgewijze manier van kostenbesparing. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het versoberen van ITprocessen en licenties, maar ook aan het afschalen van beschikbaarheid, performance of innovatie binnen applicaties. Door het ‘kaasschaven’ van verschillende IT-applicaties/-processen buiten het primaire proces, kan relatief weinig schade worden aangericht. Mede door de geringe impact is de methode een veelgebruikt compromis. De benadering is meer ad-hoc en daardoor geschikt voor kostenbesparing op korte termijn. De methode is echter moeilijk te rijmen met het maken van strategische keuzes. Desalniettemin kan het voor organisaties een effectief middel zijn om het kostendoel te bereiken. 

Botte bijl 

Om kostenmanagement wél op een meer strategische wijze te voeren, kan ook worden gekozen voor het doorzetten van een resolute beslissingVoorbeelden van deze aanpak zijn het voeren van een strikt portfoliomanagement, het afstoten van legacy applicaties en in een uiterst geval het ontslaan van personeel of afscheid nemen van een organisatieonderdeelEen belangrijke overweging in de besluitvorming is in hoeverre een proces/applicatie/project daadwerkelijk past bij de kernactiviteiten van de organisatie en een acceptabele terugverdientijd heeftDoor het maken van dergelijke moeilijke keuzes wordt met één actie veel resultaat bereikt. Laat het duidelijk zijn dat het maken van ingrijpende keuzes zelden alleen maar positieve gevolgen heeft. Bovendien is ook veel bereidheid en toewijding vereist. Mede door de gevolgen van het coronavirus is het voor veel organisaties echter wel de realiteit en daarmee bittere noodzaak, aangezien het één van de laatste manieren kan zijn om (verdere) achteruitgang te voorkomen.  

Tips voor uw organisatie 

Hoewel noodzaak een belangrijke aanleiding kan zijn om de kosten van uw organisatie onder de loep te nemen, kan ook worden gekeken vanuit een positieve invalshoek. De huidige tijd is bij uitstek geschikt om uw kostenmanagement op orde brengen, ongeacht de achterliggende redenen 

Voor zowel de ‘kaasschaaf’ als de ‘botte bijl’ methode is het zaak om integraal te kijken naar het onderwerp kostenmanagementBetrek daarom wanneer het kan zowel de business- als IT-partijen binnen uw organisatie om een solide besluit te formuleren, wat ook werkt voor de lange termijn. Het hanteren van de kaasschaaf voor kostenmanagement draagt zeker bij aan het resultaat op korte termijn, maar maakt uw organisatie zelden echt beter. Soms biedt juist een botte bijl de mogelijkheid om iets beters en mooiers op te bouwen. 

Ook op zoek naar een passende manier om kosten te besparen? Op 27 januari organiseert VKA het CIO-seminar ‘Strategisch kostenmanagement’. Meer informatie en inschrijven, via deze link. 

Dilemma: Besparen of Investeren?

Het ligt alweer even achter ons, maar enkele weken geleden presenteerde het kabinet op Prinsjesdag de miljoenennota 2021. De begroting van de staat der Nederlanden kent de nodige uitdagingen, waaronder: een groeiende werkloosheid, een oplopend begrotingstekort én een stijgende staatsschuld die boven het Europees afgesproken maximum van 60% schiet. Mede door een investeringsfonds van € 20 miljard probeert Nederland zich uit de crisis te investeren. Maar hoe zit dit voor uw organisatie? Moet u besparen? Kunt u investeren in IT-oplossingen? Kortom hoe draagt uw ICT-organisatie bij aan de uitdagingen om de door uw organisatie geleverde producten en diensten betaalbaar te houden?

De economie krimpt in 2020 met 5% volgens het Centraal Planbureau, tegelijkertijd verwachten zij voor volgend jaar dan weer een groei van 3,5%. Al met al zien we dan in twee jaar tijd wel een krimp, maar die is te overzien. Deze krimp zal groter zijn als de tweede Corona golf langer duurt en zware maatregelen met zich meebrengt. De mate waarin dit gevolgen heeft voor uw organisatie zal dan weer afhangen van de branche waarin u werkzaam bent. Wij zien en horen dat de overheid komend jaar de IT-budgetten niet direct naar beneden brengt, maar als u in de reisbranche of detailhandel actief bent kunt u wel eens voor grote uitdagingen komen te staan. Uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld webshops daargelaten. Als uw organisatie voor de uitdaging komt te staan om de kosten naar beneden te brengen zijn er grofweg twee manieren om door en uit de crisis heen te komen:

Kosten besparen, ofwel kosten besparen op ICT

Het is natuurlijk altijd een goed idee om nauwlettend de kosten in de gaten te houden. Maar we zien meer dan eens organisaties die in economisch goede tijden hier onvoldoende oog voor hebben. Als het tij dan even tegen zit vragen zij zich waar ze moeten beginnen. Er is onvoldoende inzicht in de contractuele afspraken, niemand durft keuzes te maken óf er is niet direct inzicht in de kosten van eisen en wensen van de business. Bij de verschillende organisaties waar wij advies geven zien wij op verschillende plekken potentiele besparingen. Bijvoorbeeld: de formatie eens nauwgezet tegen het licht houden, processen efficiënter inrichten, contracten opzeggen en applicaties die niet meer gebruikt worden uitfaseren (applicatie rationalisatie), IT-processen versoberen (heeft u die 24×7 ondersteuning echt nodig?) of misschien wel de gebruikershardware versoberen. Naast deze zijn er nog vele voorbeelden van potentiele maatregelen die op korte termijn kosten besparen.

Innoveren en dus Investeren, ofwel kosten besparen met ICT

Innoveren betekent uiteraard investeren, ofwel het tegenovergestelde van kosten besparen. Voor de investeringsstrategie kiezen organisaties omdat grote aanpassingen de kans bieden het IT-platform en de IT-organisatie te vernieuwen. Hiermee probeert de organisatie zich net als het kabinet uit de crisis investeren. Tegelijkertijd kun je met investeringen uiteindelijk ook op kosten besparen. Door processen te automatiseren en digitaliseren bent u in staat de processen met misschien wel minder medewerkers uit te voeren. Denk hierbij aan de inzet van Robotics Process Automation (RPA) om het proces te automatiseren. Een ander voorbeeld dat we steeds meer zien is door het IT-landschap te vernieuwen aan de eisen van de business, maar daarbij direct te kiezen voor een Cloud oplossing. Hierbij moet u eerst investeren in de inrichting van deze oplossing en daarna alleen nog de operationele kosten hebben in plaats van regelmatig de investeringskosten.

Lange termijn

Als u keuzes maakt, adviseren we u altijd te kijken naar de lange termijn. Het heeft bijvoorbeeld geen zin om een applicatie uit te faseren, om die na een jaar toch weer te implementeren. Daarom adviseren we u een bedrijfs- en IT-visie te maken. Langs de lijnen van deze visie kunt u een strategie opzetten en daarmee onderbouwde keuzes maken om op onderdelen te besparen en misschien wel op andere onderdelen te investeren.

Wat past bij u

Voor beide varianten (besparen of investeren) zijn argumenten voor en tegen te geven. Op de kleintjes letten hoort eigenlijk niet alleen plaats te vinden ten tijde van economische tegenslag, maar hoort altijd plaats te vinden. Innoveren is een goede wijze om onder druk van economische tegenslag bewuste en misschien wel harde keuzes te maken. Hiermee zorgt u ervoor dat uw organisatie sterker uit de crisis komt.

Vervolg

In beide gevallen, besparen of innoveren, kan VKA u helpen met het inzichtelijk maken van de mogelijkheden en het vervolg erop te coördineren. In de komende tijd zullen wij hier aandacht op vestigen. In diverse blogs gaan we uitgebreider in op het besparen van kosten of het investeren en innoveren. Tegelijkertijd willen wij door middel van een enquête meer inzicht opdoen en delen. De resultaten van deze enquête publiceren wij tijdens ons webinar over strategisch kostenmanagement welke we begin 2021 organiseren.

Boek: De toekomst van digitalisering in Nederland

Dit jaar viert VKA haar 35-jarig jubileum. In de afgelopen 35 jaar hebben we ervaren dat digitalisering Nederland fundamenteel heeft veranderd. We bankieren online, we winkelen online, we doen online zaken met de overheid, we leren online en sinds kort vergaderen de meesten van ons ook online.

Ter ere van ons jubileum hebben we 35 interviews gehouden met toonaangevende bestuurders bij onze opdrachtgevers om hun visie te achterhalen.  Onze kernvraag was telkens: Hoe verwacht je dat digitalisering jouw sector in de komende 10 jaar zal veranderen? We hebben daarbij bewust gekozen voor bestuurders vanuit verschillende maatschappelijke sectoren om een divers beeld te creëren. 

Het resultaat is een boek waarin we de interviews met deze bestuurders hebben gebundeld. Ieder interview geeft een persoonlijke inkijk in de impact die digitalisering heeft gehad op de betreffende organisatie en een visie op de veranderingen die digitalisering in de toekomst zal realiseren.

Vul de onderstaande enquête in, dan ontvang je het E-book na afloop.

IT en OT convergeren, hoe houden we grip op deze (r) evolutie?

IT en I(I)OT convergeren, ontwikkelingen gaan sneller, wat nu, evolutie of revolutie?

Eigenlijk zijn er 3 belangrijke ontwikkelingen die zich tegelijk afspelen in de wereld van operationele technologie (OT). Op de eerste plaats groeit het aantal bedrijfs- en beheerprocessen dat vereist dat zowel kantoorautomatisering (IT) als OT beschikbaar zijn; al dan niet met onderlinge koppelvlakken. De toepassingen groeien, maar de informatiebeveiliging groeit niet automatisch mee. Hierdoor wordt een tweede ontwikkeling nog belangrijker, namelijk die van groeiende dreigingen van buitenaf, met meest in het nieuws ransomware, zoals eerder bij Maersk, onlangs bij de veiligheids-regio Gelderland. Last but not least, is er een nieuwe speler in dit domein, door iemand het ‘IoT virus’ genoemd. Het begint vaak met ‘sensoren’, maar uiteindelijk gaat het om grote datastromen, die moeten worden beheerst. Veel potentie maar qua beveiliging onvolwassen, dus kwetsbaar. Wat moet het bestuur van een onderneming hier nu mee? Snel aanpassen op deze nieuwe ontwikkelingen, met als risico dat je door deze snelheid fouten maakt? Kiezen voor evolutie of revolutie? Ons antwoord is ‘beiden’, maar dan wel volgens een beheerste veranderaanpak, waarin IT en OT op elkaar zijn afgestemd, met een getrapt Architectuurproces en passende Communicatie op elk stakeholder niveau.

Leveranciers denken vanuit hun eigen technische oplossingen.

Bedrijven willen zich aanpassen aan de nieuwe ontwikkelingen, ze móeten zelfs, zoals ze zelf ook wel aangeven. Vaak willen ze zo snel mogelijk inspelen op nieuwe ontwikkelingen, onder het mom van voorop willen lopen met innovatie. Veel directeuren besteden de ontwikkeling en het beheer van hun (OT) infrastructuur waaronder de beveiliging ervan uit aan externe ICT-leveranciers. Het gevolg is, dat deze leveranciers ‘hun’ technische maatregelen inbrengen, zonder te kijken naar het totale plaatje van de organisatie, haar omgeving en de veranderingen daarin. Natuurlijk maken zij een ‘technische’ netwerktekening en abstraheren deze voor het management. Meestal is de indruk dan alleen: ‘best wel ingewikkeld’. Toch zien organisaties steeds meer de voordelen van het integreren van hun IT en hun OT, zowel in de techniek door het delen van de IT-OT infrastructuur, als efficiency verbetering door het combineren van beheerprocessen en -tooling. Gevolg is meer samenhang en onderlinge afhankelijkheid. Hoe nu om te gaan met onzekerheid over het vergezicht en de te kiezen route en te bewaken condities? Kortom, de kapitein moet beslissen, zelf op de Brug van zijn schip met zijn stuurman en machinist. Maar hoe dan?

Neem zelf de regie.

Het antwoord hangt af van de situatie, maar is veelal een gedegen lange termijn strategie met een globaal plan, een roadmap, van globaal naar een trapsgewijze detailuitwerking voor de kortere termijn. Dit wil niet zeggen dat de ontwikkeling van deze strategie alle gewenste veranderingen moet blokkeren. Stilstand kan worden voorkomen door een volwassen management proces voor innovatie- en wijzigingsbeheer, waarin de relevante experts de impact voor de korte en voor de langere termijn vaststellen en afwegen tot en met een voorstel voor besluitvorming. Hiertoe heeft dit wijzigingsproces een adequaat overzicht nodig van de betreffende IT-OT assets, de componenten,  alle endpoints en systemen, (ook) in de OT infrastructuur. Hoe vaak blijkt er niet ergens een internet verbinding te zijn, of een oude server in het netwerk te hangen: TadaTada, de deur staat open! Met een volwassen, volgens best practices ingericht, wijzigingsproces, dat wordt ondersteund door betrouwbaar asset management kunnen, om te beginnen, relatief eenvoudige wijzigingen gecontroleerd worden goedgekeurd en doorgevoerd.

Is de situatie ingewikkeld, dan is er meer nodig voor de beoordeling van de gewenste wijziging: Inzicht in het geheel, de samenhang, de lifetime, de juiste en technisch en financieel haalbare volgorde etc.

Stuurman nieuwe stijl: De IT-OT architect

Wat de directie, ofwel de kapitein op zijn schip, nodig heeft is naast de machinist een ‘stuurman nieuwe stijl’. Voor de invulling van deze rol adviseer ik de verbindende rol van IT-OT architect, die voldoende kennis heeft van beide werelden. Natuurlijk blijft de techniek in de OT de kern van de proces automatisering. Maar de strategisch/tactische IT-OT architect brengt zijn expertise en toolbox in van IT én OT informatisering. Vanuit de IT wereld hanteert de architect een best practice aanpak, zoals TOGAF, een enterprise architectuur raamwerk, het gelaagde OSI model en kennis van de gangbare standaarden en normen. Hieronder vallen modellen, die de mogelijkheid bieden voor het eerdere genoemde benodigde inzicht in het geheel, in de samenhang der dingen. Hij gebruikt uit zijn toolbox wat nodig is voor de situatie, niet meer, maar ook niet minder. De (architectuur)toolbox voor OT wordt gelukkig ook meer volwassen. Drie instrumenten hebben zichzelf al in de praktijk bewezen: Het oude Purdue model voor Computer integrated Manufacturing, het vrij jonge Reference Architectural Model voor Industrie 4.0 (RAMI 4.0) en, voor security NIST.SP.800-82r2 en de vergelijkbare IEC 62443. Deze modellen heeft de architect niet alleen zelf nodig voor zijn producten, maar ook om het verhaal te vertellen aan alle stakeholders, waaronder de genoemde kapitein op het schip en de machinist. Zo komen we bij een van de belangrijkste competenties van de voorgestelde IT-OT architect: Communicatie.

Regie, hoe dan?

De rollen veranderen. Tot nu toe was de technisch ontwikkelaar of technisch architect toereikend voor het geven van richting aan de gewenste wijzigingen. Tegenwoordig is ook in de OT wereld meer nodig, zoals in de vooroplopende IT al is gebeurd. Het simpel van elkaar kopiëren van best practices is slechts ten dele een reële optie. Hiervoor blijken in onze praktijk IT en OT teveel van elkaar te verschillen. De overstap van de analoge naar de digitale wereld van IP lijkt gemakkelijk, echter. OT kent andere protocollen dan IT, die een traditionele IT-firewall bijvoorbeeld niet per definitie kent en dus niet zomaar zal filteren. IT netwerk scans mogen in de OT vaak niet vanwege het risico van proces uitval; hoogstens passief. De OT wereld is complex, geografisch, systemen met een verschillende plek op de lifecyle, hoge beschikbaarheidseisen, latency, robuustheid, safety, steeds meer ook security uitdagingen. De revolutie betreft de Operationele Technologie, de keuze voor de overstap van analoog naar digitaal en voor integratie: IT en OT die convergeren, technisch en in het beheer. De manier waarop vraagt volgens mij een ‘beheerste revolutie’. Hiervoor is het nodig dat OT-IT en business dichter in de communicatie bij elkaar komen. De IT-OT architect schept hierbij de strategisch/tactische oplossingen.

Samenwerkingsverbanden: nettobetaler of netto-ontvanger?

Succes voor Nederland binnen de EU?

Afgelopen week is met veel moeite een akkoord bereikt tussen de 27 regeringsleiders van de EU over een speciaal herstelfonds als maatregel tegen de gevolgen van corona. Een dergelijke overeenstemming op zo’n complex onderwerp kan niet anders gezien worden dan een succes. Het bereiken van een dergelijk akkoord duurt mede zo lang omdat er altijd discussie is over wie netto ontvangt en wie netto betaalt. Een dergelijke discussie is onvermijdelijk in een samenwerkingsverband.

Al jaren doe ik advieswerk in samenwerkingsverbanden. Samenwerkingen fascineren me door de onvoorspelbaarheid, de dynamiek, de belangen, maar bovenal vanwege het resultaat: ik ben ervan overtuigd dat we er als maatschappij beter van worden door samen te werken. Het doel van de samenwerking kan groots en meeslepend zijn (zoals de EU) maar kan ook bescheiden zijn bijvoorbeeld het bereiken van kostenreductie. De energie is echter in de basis positief: door samen te werken worden we er gezamenlijk beter van. Oók als dat pijn doet doordat de eigen werkwijze moet veranderen of doordat er autonomie wordt opgegeven.

Maar deelt iedere deelnemer dat enthousiasme? De uitkomst van het EU-akkoord doet vermoeden dat dat zo is, in ieder geval verdedigen de regeringsleiders hun resultaat en hun succes. Thuis wacht onze minister-president echter een pittige discussie. Partijen zullen kritische vragen stellen met als boodschap waarom er niet nóg meer resultaat is binnengehaald voor Nederland. Het resultaat voor het totaal (de EU) is tenslotte lastig terug te vertalen naar resultaat voor Nederland. En het succes van het ene EU-land is mogelijk de last voor Nederland als de belangen niet helemaal samenvallen.

Succes voor personen en organisaties in samenwerkingsverbanden

Deze discussie komt me bekend voor. Want in de samenwerkingsverbanden waarin ik werk of heb gewerkt zijn deze vragen bijna dagelijks aan de orde. Als een organisatie deelneemt in een samenwerkingsverband waarin werkprocessen, informatie en informatiesystemen tussen organisaties worden verbonden of zelf overgedragen, is de eigen organisatie dan netto-ontvanger (baten) of nettobetaler (lasten)? Hoe wordt dat bepaald, financiële criteria zijn veelal belangrijk maar niet zaligmakend en zelden objectief. En wie bepaalt of de organisatie nettobetaler of ontvanger is? De directeur of bestuurder? De professional op de werkvloer? Het management? De klant? De boekhouder?

Binnen de deelnemende organisaties worden vaak kritische opmerkingen gemaakt ondanks het aantrekkelijke vergezicht. Bijvoorbeeld “de kwaliteit van onze informatie en gegevens is heel goed maar van de andere deelnemers niet”, of “wij hebben alleen maar extra kosten en meer werk door het delen van onze informatie maar profiteren nauwelijks”. Ook over het verlies aan autonomie wordt vaak geklaagd: de samenwerking stelt eisen aan werkprocessen, informatiekwaliteit en technologie. Zowel medewerkers die met IT-taken zijn belast als medewerkers werkzaam in het primaire proces (“de business”) tonen zich kritisch.

Succes is subjectief

In de praktijk struikelen we over de samenwerkingsverbanden waarin publieke en/of private organisaties werkprocessen, informatie en informatiesystemen op elkaar aanpassen, overdragen en verbinden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de basisregistraties, de omgevingsdiensten, de vreemdelingenketen, de overstapservice van bank, telecom- of energiedienstverlener, het landelijk schakelpunt van zorgaanbieders, Suwinet, Inspectieview, etc. In veel gevallen vormt het samenwerkingsverband zelfs een entiteit op zich met een eigen organisatie voor uitvoering van domein specifieke taken en voor het beheer en doorontwikkeling van gemeenschappelijke voorzieningen.

Ik durf de stelling aan dat samenwerken loont! Ik denk echter ook dat zo’n oordeel afhangt van de criteria waarop je de samenwerking beoordeeld en dat het afhangt wie het oordeel geeft. Een oordeel over het succes van het samenwerkingsverband is daarmee subjectief, net zoals een oordeel over de EU.

Doe mee!

Deelt u mijn enthousiasme over samenwerkingsverbanden? Of juist niet? Graag nodig ik u uit om uw mening te delen over de samenwerkingsverbanden waarin uzelf betrokken bent of uw organisatie betrokken is. In bijgaande enquête stel ik enkele vragen die ongeveer vijf minuten kosten om te beantwoorden. Later dit jaar zal ik opnieuw in een blog aandacht besteden aan de resultaten.

Die andere pandemie…

Door de Coronacrisis zijn we ons weer eens bewust geworden van de kwetsbaarheid van onze (open) samenleving. Toch weten we al veel langer dat er ook kwetsbaarheid schuilt voor virussen in een hele andere wereld; onze digitale samenleving.

Op 13 juni 2021 opent Michael Stoljevic in Boekarest zijn mailprogramma en plots gebeurt er iets vreemds. Opeens verschijnt het inlogscherm van zijn bankapplicatie. Dat is gek, want hij heeft toch nergens op geklikt?  Hij vertrouwt het niet maar zijn virusscanner sloeg niet aan. Hij besluit het te laten en stuurt de mail waarvoor hij de mailbox in eerste instantie heeft geopend: een uitnodiging voor zijn verjaardag.

In Amsterdam overkomt Anne Kwik hetzelfde. Alleen opent hier een webpagina van een andere bank waar ze geen klant is. Een duidelijk geval van phishing denkt ze maar toch heeft ze nergens op geklikt en ook hier heeft haar virusscanner geen alarm geslagen. Hoe kan dit? Anne is specialist informatiebeveiliging en meldt daarom het incident bij het meldpunt van het Nationaal Cyber Security Centre.

En ze zijn niet de enigen blijkt die week. In een paar dagen tijd loopt het storm bij het NCSC maar die snappen niet hoe dit kan. Is het een lek in het besturingssysteem, een bepaalde applicatie die is gehackt of ligt het aan een server van een provider? Met de inmiddels zo verknoopte informatiesamenleving zijn er legio bronnen van ellende. Het is in eerste instantie zoeken naar een speld in de hooiberg.

In een week tijd zijn er inmiddels wel 5000 meldingen van mensen wiens inloggegevens op deze manier zijn gekraakt. Niet iedereen is even digitaal vaardig en voorzichtig. En veel mensen zijn slordig met het bijwerken van hun software en virusscanner.

Later die week volgt een ernstiger incident. Bij zeker 40.000 computergebruikers gaat het beeld opeens op zwart en verschijnt een vraagteken in beeld. Wat ze ook doen, ze krijgen hun PC niet meer aan de praat.

Het NCSC heeft inmiddels koortsachtig overleg gehad met de centra van andere EU-landen en het beeld is verontrustend. Steeds meer computers raken besmet of onbruikbaar en er moet iets gebeuren. Er wordt een crisisteam ingericht. Overal in de wereld gebeurt hetzelfde.

Op 20 juni is er een persconferentie van de premier. Het crisisteam heeft geadviseerd om uit voorzorg het internetverkeer sterk aan banden te leggen of zelf geheel te stoppen om verdere verspreiding tegen te gaan. Deze digitale lockdown is nodig volgens het NCSC omdat nog niet duidelijk is hoe het computervirus zich precies verspreid en hoe het kan worden bestreden. Met de grote internetproviders is inmiddels overeengekomen dat om 8 uur die avond het net op slot gaat.

De impact van deze maatregel is enorm. Alle webwinkels zijn opeens onbereikbaar geworden, email werkt niet meer en online streamingdiensten zijn niet meer te gebruiken. Maar ook in het fysieke leven gaan dingen mis. De logistieke systemen voor de voedseldistributie zijn van elkaar losgekoppeld waardoor inzicht in voorraden en transport ontbreekt. Opeens moet er heel veel gebeld worden tussen de partijen. Gelukkig is het 5G netwerk nog bruikbaar voor telefonie, maar niet voor data.

De volgende ochtend staan er lange rijen mensen voor de bankkantoren om cash geld te hamsteren. Niemand weet immers hoe lang internetbankieren nog onbeschikbaar zal zijn en hoe moet je anders betalen? En veel mensen kunnen niet thuis of op kantoor werken want de meeste bedrijven hebben hun kantoorautomatisering in de cloud gezet.

Op 23 juni is er een nieuwe persconferentie. Het NCSC heeft inmiddels in samenwerking met de andere landen kunnen achterhalen welke kwetsbaarheden er zijn. De lockdown kan worden versoepeld mits iedere computer is voorzien van bijgewerkte virussoftware. Geen juiste software en je mag niet het web op! Inmiddels zijn ongeveer 2 miljoen computers geïnfecteerd in Europa volgens de meldingen van de antivirussoftware, maar het kunnen er veel meer zijn omdat het ontbreekt aan nauwkeurige metingen.

Daarnaast moeten we volgens de experts voorlopig naar een 1 uur per dag samenleving. Maximaal 1 uur op het web om het risico op een infectie en verdere verspreiding van het (mogelijk muterende) virus te vermijden.

Die avond hebben veel huishoudens het oude bordspel ‘Mens erger je niet’ weer van zolder gehaald.

Ondenkbaar en fictie? Dat dachten we van de corona pandemie ook maar de virologen hadden ons al eerder gewaarschuwd dat het zich een keer zou voordoen.

Hetzelfde geldt voor onze digitale samenleving waarvan de experts steeds weer oproepen doen aan organisaties om hun informatiebeveiliging serieus te nemen. Denken “dat overkomt ons niet” is naïef. Misschien is een campagne ‘Alleen samen maken we het internet veilig’ ook wel noodzakelijk.

Corona App Hackathon: lof of kritiek?

Afgelopen weekend lanceerde het ministerie VWS de Corona App Hackathon. U heeft er vast al wel het een en ander van gehoord of gelezen. In een soort ultrakorte procedure kregen commerciële bedrijven bijna 10 dagen geleden de kans om ‘hun’ app in te schrijven voor een aanbesteding. Als leverancier had je 3 dagen de tijd. Daarna werden honderden aanbiedingen teruggebracht naar 7 potentiele gegadigden die dit weekend in een soort hackathon uitleg gaven over hun app. Hierbij wilden sommige partijen zelfs zover gaan dat ze hun code overdroegen aan hen die hiernaar wilden kijken. En toen… kwam er een bak aan commentaar…  

Zondagavond 19/4: Apps waren niet even goed. Ontwerpfouten, niet voldoen aan de eisen van VWS, sprake van een datalek bij één van de apps en sommige apps verzamelen data van de gebruiker die echt niet relevant is voor het nagaan van ‘close proximity’ informatie.  Als ik de kranten van vanochtend (maandag 20/4) mag geloven dan is de procedure tot nu toe (helaas) te snel door de bocht gegaan.  Ik vind de koppen wel te negatief. Wat mij betreft zijn er nu al wel wat leerpunten te trekken, maar moeten we ook constructief blijven denken. 

1 VWS verdient lof voor haar ondernemende geest. De overheid heeft misschien de naam van een traag opererende organisatie, maar was dat hier geenszins. De snelheid waarmee VWS de uitdagingen probeert te tackelen met innovatieve en transparante procedures verdient respect. VWS probeert checks and balances in te bouwen door voldoende review power aan te wenden. 

2 Het is inderdaad wel wat kort dag. Mooi dat je dat in het proces opvangt door een ultra transparante hackaton, met een review door een extern bureau. Goed voor draagvlak en een brede beoordeling! Maar dat keert zich tegen de acceptatie van een app als op de geboden oplossingen veel valt aan te merken, dan rent het draagvlak de deur uit.  

Ik begrijp de spoed natuurlijk heel erg goed. Time2market is extreem belangrijk. Iedereen wil graag dat zijn/haar familie veilig door het leven kan gaan met een minimaal risico op besmetting. En met elke dag lockdown, brengen we onze economie forse schade toe. Het zal je bedrijf maar zijn dat op de fles gaat. Natuurlijk is privacy belangrijk: niemand heeft zin in een bedrijf dat meer van je weet dan strikt nodig. We willen dat de app veilig is. Kortom, allemaal belangen die voortkomen uit verschillende invalshoeken vertegenwoordigd door verschillende expertises. Maar hoe ga je voor optimaal resultaat als er eigenlijk maar weinig tijd is?   

De Onafhankelijk Architect

Wat je in zo’n geval nodig hebt is een ‘functie’ die kan optreden als een raadsheer. Een functie die namens de organisatie (VWS in dit geval) meerdere invalshoeken kritisch kan beschouwen en het voortouw kan nemen in het uitzetten van de vraag richting de markt en de evaluatie van zo’n app op alle relevante aspecten kan managen / uitvoeren. Functionaliteit, IT-beveiliging, privacy, de kwaliteit van code, de kosten die ermee gepaard gaan en allerlei andere eisen die een rol spelen hierbij meenemend.  

Een voorwaarde is wel dat een dergelijke functie vanaf de start betrokken is. Hij stelt namelijk ook kritische vragen aan de opdrachtgever, over doel en middel, over mogelijke scenario’s en ongewenste effecten en is niet primair gericht op de techniek maar op het effect en beoogd resultaat. Zo’n functie noem je een ‘Onafhankelijk Architect’. 

De onafhankelijke architect brengt uiteraard de nodige ervaring en expertise mee. Dit hoeft niet 1 persoon te zijn (schapen met 5 poten bestaan echt niet), maar kan ook bij een team liggen die deze expertise in huis heeft en gewend is zich als onafhankelijke partij op te stellen. Multidisciplinair denkend.  

Een onafhankelijke architect is in staat om richting te geven en een ontwerp op te stellen voor een oplossing die voldoet aan de eisen van de digitaliserende maatschappij. Deze Onafhankelijke Architect is ervaren en goed ingevoerd op diverse kennisdomeinen. Denk hierbij onder meer aan de verwevenheid met de doelstellingen van de organisatie, de bedrijfsvoering, alsmede de generieke processen voor financiën, recht, ethiek, facilitair e.d.  

Een ‘Onafhankelijk Architect’ kan door zijn kritische houding zorgen voor succes en voorkomen dat je terug zou moeten naar de tekentafel of uiteindelijk moet kiezen voor een oplossing waarbij maatschappelijke acceptatie ontbreekt. Constructieve kritiek gaat dan samen met lof! 

Realiseren van maatschappelijke doelen lukt niet zonder goed IT-fundament!

In het Interbestuurlijk Programma (IBP) zijn 9 maatschappelijke thema’s vastgesteld, van klimaat tot wonen en van (regionale) economie tot migratie. Ondertussen weten we dat bij het realiseren van elk van deze thema’s altijd een IT-component te vinden is. Maar ik denk dat het IT-component groter is dan voorheen en daarom de stelling gerechtvaardigd is dat ICT niet meer de business ondersteunt maar dat dé business ICT is, ofwel ICT bepaalt het succes van de business. In deze blog ga ik in op de verantwoordelijkheid rondom digitale vernieuwing en de opzet van het IT-fundament uw organisatie.

Op diverse maatschappelijke thema’s wordt geëxperimenteerd met nieuwe technologie. Sensoren in een IoT-netwerk die data verzamelen en die de organisatie direct met behulp van A.I-toepassingen analyseert in het kader van biodiversiteit, mobiliteit, lucht-, water- en bodemkwaliteit. Een ander voorbeeld is het opzetten van dataverzamelingen om veranderingen in energiegebruik op te merken. Belangrijk omdat we steeds meer gebruik maken van elektrische auto’s, zonnepanelen en nieuwe slimme warmtepompen en boilers. Allemaal noodzakelijk stappen om de energietransitie mogelijk te maken. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van nieuwe technologie die ingezet worden om de negen beschreven maatschappelijke opgaven te realiseren.

Verantwoordelijkheid digitale vernieuwing verschuift naar business

De nieuwe mogelijkheden én de inzet van IT binnen de maatschappelijke thema’s zorgt ervoor dat de rol van dé business ten opzichte van de IT-afdeling verandert. Business managers moeten meer en meer IT-savvy zijn en beter in staat zijn kansen en mogelijkheden van technologie te zien en op basis hiervan keuzes te maken. De business managers moeten en zullen meer eigenaarschap van data, systemen en budgetten op zich nemen. Om dit te bereiken is een ontwikkeling naar meer digitaal leiderschap noodzakelijk. Een eerste stap hiertoe is het vergroten van kennis van digitalisering bij de business.

Maar het verschuiven van de verantwoordelijkheden heeft ook impact op de IT-organisatie. Zo leidt deze verandering tot nieuwe organisatievormen, verantwoordelijkheden en afspraken. We verkondigen bijvoorbeeld sinds jaar en dag dat eigenaarschap van IT-oplossingen bij de IT-afdeling hoort. Maar door de nieuwe ontwikkelingen komt het eigenaarschap van IT-oplossingen bij de business te liggen. Immers met de nieuwe technologie moet de business vormgeven aan de maatschappelijke ontwikkelingen.

Begin met de opzet het technologisch platform

Bovenstaande betekent niet dat we de IT-afdeling weer opsplitsen en over de business afdelingen verdelen. Juist het belang van een centrale IT-afdeling voor de organisatie zit hem in de realisatie van een organisatie breed technologisch platform. Dit platform moet alle basisvoorzieningen leveren waar de business om vraagt. Denk dan aan: toekomst vaste netwerkverbindingen, flexibele cloud-omgevingen, een integratieplatform waaraan de business applicaties koppelt én een dataplatform waarop data landt en de business data-analyses uitvoert met behulp van BI- en A.I.-oplossingen. Bij de realisatie van dit technologische platform mogen de interne en externe contractuele afspraken, processen, kostenbeheersing en het vaststellen van organisatie brede kaders niet vergeten worden.

Bovenstaande zorgt ervoor dat IT-afdelingen hun adviseurs meer en meer adviserend en als bewaker van integraliteit van de basisvoorzieningen kan inzetten. Niet alleen over de in te zetten techniek en koppelpunten, maar ook over de kosten die erbij horen. Zodoende kunnen de budgetten weer op de plek komen waar zij horen, bij de business. Uiteraard met uitzondering van de budgetten voor het in standhouden van het organisatie brede platform. Ook maakt deze adviesrol het mogelijk om bij de realisatie van nieuwe oplossingen in gecombineerde teams te werken waarin technologie en business samenwerken aan silo-overstijgende ontwikkelingen.

Weg naar IT-leiderschap en het IT-fundament

De aanwezigheid van het almaar belangrijker wordende I-component in de maatschappelijke thema’s zorgt ervoor dat de business niet meer kan zeggen dat het een IT-feestje is. De business moet juist nu digitaal leiderschap gaan tonen. Dit kan echter pas bereikt worden als de business voldoende IT-savvy is om zelf de juiste keuzes op het technologische IT-platform te maken. Het opleiden van het business management met masterclasses in IT-onderwerpen en goed IT-opdrachtgeverschap is hierbij een eerste stap.

Ook voor de IT-organisatie betekent het dat de IT-organisatie moet gaan bewegen van opleggen (de huidige situatie) naar uitleggen en uiteindelijk naar consultancy. We adviseren organisaties om na te denken over, en de architectuur van, het technologisch platform in kaart te brengen, met name de doelarchitectuur. Verder adviseren we organisaties om de huidige kosten van de IT-omgeving nu al inzichtelijk te maken.

Patiënt of ICT?

Wat een raar dilemma. Natuurlijk de patiënt. Altijd! ICT is slechts ondersteunend. Toch? Als je ergens op zou willen bezuinigen in een ziekenhuis (of zorginstelling) dan is het op ICT. En andersom, als er al ergens geld overblijft dan gaat dat naar de patiënt. Toch? Of toch niet?

Recent, net voor Corona in Nederland in Nederland kwam, verscheen het rapport van Dijsselbloem e.a. van de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar Patiëntveiligheid bij ICT uitval in ziekenhuizen. Aanleiding waren een aantal ‘ICT- calamiteiten’ bij verschillende ziekenhuizen.

De afgelopen decennia is de ziekenhuiszorg in hoog tempo gedigitaliseerd. En dit gaat verder dan het welbekende Elektronisch Patiënten Dossier (EPD). Denk maar eens aan foto’s van radiologie die koppelen aan een EPD. Meetapparatuur die gegevens geautomatiseerd opslaat en koppelt aan diagnostische systemen in het lab. Maaltijden, afgestemd op de patiënt, die worden bereid door de keuken. Als je zo eens door een ziekenhuis wandelt dan staat het eigenlijk bol van apparatuur, computers en software, alles is aan elkaar gekoppeld.

Ziekenhuizen besteden steeds meer uit. Cloud technologie, hybride omgevingen, multicloud omgevingen zijn natuurlijk ook in de zorg bekende termen en dat beperkt zich al lang niet meer tot slechts de kantooromgeving of secondaire processen zoals HR of Finance.

Waar de balans ligt tussen geld besteden aan patiënt versus ICT weet ik niet, dat ligt natuurlijk zeer genuanceerd. Het rapport maakt in ieder geval duidelijk dat ziekenhuisdirecties veel meer tijd en geld moeten gaan besteden aan ICT. Het is een noodzakelijke randvoorwaarde geworden voor de patiënt veiligheid.

Wat mij betreft begint elke zorgdirecteur met het nemen van in ieder geval 2 maatregelen:

1 Creëer overzicht en inzicht. Weet wat je aan ICT in huis hebt, welke zorgprocessen welke ICT-hulpmiddelen gebruiken, hoe systemen gekoppeld zijn, welke software door welke ICT-infrastructuur wordt ondersteund en welke leveranciers betrokken zijn. ICT-architectuur  is bij uitstek een instrument om dit inzicht te verschaffen. Het inzicht helpt om in geval van een calamiteit in de ICT-omgeving snel boven tafel te krijgen welke zorgprocessen geraakt worden.

2 Bewaak en borg de continuïteit van de zorgprocessen. Het instrument business continuity management  helpt om bij de meest kritieke processen de risico’s te duiden en maatregelen te nemen zodat deze zorgprocessen bij een eventuele ICT-calamiteit tóch door kunnen gaan.

Patiënt of ICT? In een modern ziekenhuis kan de een niet meer zonder de ander en zijn ze vervlochten. Uiteraard gaat in deze tijd alle aandacht uit naar de patiënt. En dat is goed maar niet altijd vanzelfsprekend. Een recente DDOS aanval, ransom ware aanvallen, specifiek gericht op ziekenhuizen tonen aan dat ICT en zorg onlosmakelijk zijn verbonden. Hoe walgelijk de daad ook is van deze misdadigers, het is onderdeel van de realiteit. De genoemde adviezen van Dijsselbloem en de maatregelen in deze blog betekenen werk aan de winkel!

Top 3 uitdagingen bij samenwerking en informatie-uitwisseling in ketens en netwerken

Samenwerking in ketens of netwerken drijft op gemeenschappelijke ambitie en een aantrekkelijk ‘wenkend perspectief’. Dat komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het interbestuurlijk programma (IBP). Hierin zijn de belangrijkste maatschappelijke opgaven gebundeld en wordt samenwerking tussen publieke organisaties centraal gesteld.

In de praktijk blijkt samenwerking en informatie-uitwisseling in ketens en netwerken – ondanks het gezamenlijk belang of zelfs dwingende wetgeving – toch ook een taaie opdracht. Met een samenwerkingsprogramma kan veel geregeld worden maar vaak liggen de uitdagingen buiten de formele programmabesturing. In deze blog licht ik mijn persoonlijke top 3 uitdagingen toe:

  1. Communicatie tussen werkvloer en besturing
    De keuze om een samenwerkingsverband aan te gaan wordt vaak genomen door het bestuur of senior management van een organisatie. De invulling van alle noodzakelijke details is een zaak voor de uitvoering. De aansluiting van deze twee lagen – met veelal diverse managementlagen ertussen – blijkt in de praktijk lastig. Wat in een stuurgroep voor het samenwerkingsverband wordt besproken komt niet vanzelf bij de eigen achterban. De belangrijke details zoals besproken in bijvoorbeeld werksessies bereiken niet vanzelf de besluitvorming in de stuurgroep. De communicatie van het programma voorziet vaak niet in voldoende details of context.
  2. Vertegenwoordiging van de achterban
    Vertegenwoordiging vormt een andere uitdaging. Het is niet mogelijk om alle overheidsorganisaties of alle private organisaties een stoel te geven in een stuurgroep of projectteam. Er wordt dus met een vertegenwoordiging gewerkt, bijvoorbeeld middels een koepelorganisatie of een vertegenwoordigende organisatie. Maar praat de vertegenwoordigende organisatie of koepel wel echt namens de achterban? Hoe is dat dan geborgd, formeel en in de praktijk?
  3. Dagelijkse praktijk gaat veelal vóór het vergezicht
    Als laatste is er de ‘zwaartekracht’ van alle dag. Want gezamenlijke innovatie is mooi, maar de praktijk van alle dag gaat gewoon door. Het is ondanks de bestuurlijke ambitie geen vanzelfsprekendheid dat ook de middelen worden vrijgemaakt en de prioriteit wordt gegeven aan deelname aan alle gemeenschappelijke activiteiten in een programma. Zonder goede verbinding tussen het strategisch doel van de samenwerking en inpassing in het dagelijks werk binnen de eigen organisatie – bijvoorbeeld in de vorm van een programma – is het hoogst onzeker of de gemaakte afspraken ook worden nagekomen. Dat gaat ten koste van de kwaliteit en de snelheid.

Steeds meer innovaties vinden in ketens of netwerken plaats en de complexiteit van samenwerkingsprogramma’s neemt alleen maar toe. Een standaardoplossing voor bovengenoemde uitdagingen is er zeker niet, maar bepaalde interventies zijn wel breed toepasbaar. Bijvoorbeeld door kort-cyclisch te werken in multidisciplinaire teams en sectorale overleggen te gebruiken voor toetsing. Herkenbaar dilemma en behoefte aan een klankbord? We denken graag mee.

 

 

Trends in IT en OT: grip op groei of ‘out of control’?

De kwetsbaarheden van onze IT en OT infrastructuur voor cyberaanvallen vormen een belangrijke reden voor beperking van de groei van het industriële ethernet. Verdere digitalisering van de operationele technologie lijkt af te zwakken. De huidige groei in de OT markt komt meer vanuit de ontwikkeling van Internet of Things (IoT). Gartner voorspelt dat in 2020 rond 20 miljard apparaten aan ‘het IoT netwerk’ hangen, met een omzet voor de leveranciers van meer dan 300 miljard dollar.

Gartner heeft tevens voor 2018 en verder 10 IT trends op een rij gezet. Uit de analyse van Gartner blijkt dat de wereld een groeiende wisselwerking ziet tussen de 10 genoemde trends. Een wisselwerking die innovatie in verschillende sectoren aanstuurt en versterkt. Dit is goed nieuws voor de beveiliging van de wereld van Operationele Technologie (OT, (I)IoT, ICS/SCADA) maar ook voor de benodigde interoperabiliteit tussen het groeiende aantal systemen dat met elkaar communiceert én de hoge beschikbaarheid. Prachtig, al die kansen en innovaties: maar hoe houd je nu grip op de groei en voorkom je een wildgroei? Zeker als het gaat om de beveiliging van OT kun je niet voorzichtig genoeg zijn! Het antwoord is architectuur. Architectuur denken geeft hieraan richting, structuur en handvatten voor prioriteitstelling.

Wat is de impact van alle innovaties?

Eerst de belangrijkste impact van de genoemde innovaties op een rijtje:

  • Steeds meer slimme apparaten, sensoren, netwerken worden met elkaar verbonden. Dit is al geen nieuws meer. Wel zien we een versnelling van industriële fabrieken naar software geleide fabrieken, naar mobiele monitoring en fabrieksmanagement dat steeds meer op afstand wordt gedaan; waarbij IoT de mogelijkheid biedt inzicht in data te hebben vanaf een willekeurige locatie, zodat steeds beter, sneller en ‘remote’ beslissingen kunnen worden gemaakt.
  • De trend van Artificial Intelligence (AI) wordt ondersteund door het verzamelen van data van machines en sensoren. Maar het combineren van enorme soorten data in verschillende formaten vraagt om een nieuwe data infrastructuur met nieuwe technologieën voor data transport en analyse. Hiermee samenhangend is de trend van centrale en Cloud oplossingen voor dataopslag en verwerking naar Edge computing.
  • Informatieverwerking komt dichter bij de bron van deze informatie, ofwel gedistribueerd in het (eigen) netwerk en komt zo tegemoet aan uitdagingen voor connectiviteit, latency, bandbreedtebeperking en functionaliteit. Om dit allemaal in de hand te houden is een goed governance framework vereist. Naast simpele taken zoals updates gaat het hierbij ook om het complexe beheer van devices en van het gebruik van al die informatie. Dit is een van de (belangrijkste) redenen voor het beter gaan samenwerken van IT en OT, tot op CIO niveau; waarbij traditioneel IT en OT aparte domeinen zijn.
  • Naast governance is de tweede reden voor samenwerken de trend dat analytische tools meer toegankelijk worden gemaakt voor eindgebruikers, domeinexperts en operators op een fabriek. Intussen blijft security de grootste zorg voor organisaties. Organisaties hebben vaak weinig controle over hun hardware en software, voor het nieuwe (IoT en Industriële IoT), maar ook over het oude (ICS/SCADA, legacy systemen). Dit betreft de trend naar meer vertrouwde hardware en software combinaties in de OT, met lering vanuit IT en samenwerking met security information officers bij besluiten over de aanschaf van systemen.

De genoemde impact laat zien dat er nog wel wat te organiseren en regelen valt voordat kansen die voortvloeien uit de nieuwe IT trends ook daadwerkelijk te gelde kunnen worden gemaakt bij OT systemen.

Houdt grip op IT en OT met behulp van architectuur

Werken onder architectuur is een bedrijfsfunctie die zorgt voor samenhang, complexiteitsreductie en integratie van de informatiesystemen, geeft aan welke bijdrage de ICT levert aan de bedrijfsdoelstelling en welke principes, normen en standaarden eraan ten grondslag liggen. De geschetste impact vraagt om een gemeenschappelijke visie en een gedeelde blauwdruk van de integrale organisatie en informatievoorziening. Voor de gemeenschappelijke visie en een gedragen aanpak is het nodig dat het beste van twee werelden bij elkaar komen: die van de operationele technologie én van de informatietechnologie, ofwel de OT en de IT.

Werken onder architectuur is niet nieuw. Dit betekent dat er al veel ervaring is, maar met name in het IT domein en eigenlijk nauwelijks in het OT domein. Een bekend raamwerk voor architectuur is TOGAF. TOGAF biedt een structuur en processen waarlangs de architectuur tot stand komt en bestuurd kan worden. De situatie bepaalt welke TOGAF handvatten geschikt zijn. Echter, voor het gebruik van architectuur in het OT domein is het nodig om de gekozen handvatten aan te vullen met best practices en standaarden voor architectuur en governance, zoals we die uit de ICS/SCADA wereld al kennen. Denk hierbij aan NIST (SP800-82), Centre for the Protection of National Infrastructure (CPNI), NCCIC/ICS-CERT. Voor de IT-OT governance is het referentiekader een combinatie van ITIL, ASL en Asset management.

De grootste winst van de voorgestelde aanpak voor architectuur in het IT/OT domein zal een verbeterde besluitvorming zijn, met toegang tot een grotere hoeveelheid gegevens van hoge kwaliteit in beide ‘traditioneel gescheiden’ werelden. Dit vraagt aan beide kanten een nieuwe manier van denken, denk hierbij bijvoorbeeld aan (bron: The Industrial Ethernet Book): expliciteren van verschillen tussen OT en IT hardware en software, het benoemen van voordelen bij IT en OT alignment, de uitdagingen bij deze alignment, hoe om te gaan met data intensieve oplossingen, maar ook het beheer en de beveiliging van deze technologie, om maar wat te noemen.

Aan de slag met architectuur in het OT-domein zal best lastig zijn in het begin, maar is hoogstnodig. De genoemde trends drukken door en zullen echt zorgen voor groei in het OT-domein. Aan u de keus: een gecontroleerde groei of liever een wildgroei?

 

Onderbouwd kiezen voor blockchain

Blockchain is niet de oplossing voor alle problemen, zoals de hype heeft doen vermoeden. In cryptovaluta is het bestaansrecht wel aangetoond, maar daarbuiten is het nog een onvolwassen technologie. Dit blijkt ook uit de berichten die de afgelopen periode in het nieuws zijn geweest. Sommige blockchain projecten zijn succesvol (denk bijvoorbeeld aan de energiehandel tussen buren [1][2]), anderen stranden in de uitvoering, en sommige zijn niet verder dan de tekentafel gekomen. Teveel van de gestrande projecten zijn gestart vanuit de wens om ‘iets’ met Blockchain te doen of vanuit de filosofie dat de toepassing van de Blockchain technologie de problemen oplost.

Blockchain is niet de heilige graal

Om weg te blijven uit de waan van de blockchain hype is het nodig om handvatten te hebben die de keuze voor blockchain onderbouwen. Blockchain is één van de mogelijke oplossingen en niet de heilige graal. Het is dan ook van belang om gestructureerd en onderbouwd te kiezen voor de IT-oplossing met de beste fit voor de situatie.

Aan de hand van een aantal belangrijke (onderscheidende) criteria is het mogelijk om al snel de potentie voor Blockchain te bepalen. Als deze positief (genoeg) is, is het zaak om meer in detail nog eens te kijken naar de keuzes en consequenties van de oplossingsrichting.

Redeneer vanuit de vraagstelling

Door niet Blockchain als uitgangspunt te nemen, maar juist te kijken naar de eigenlijke vraagstelling kun je de situatie (en daarmee het probleem en de wens) helder in kaart brengen. Door deze situatie (het proces, de samenwerking, de behoefte langs een vijftal thema’s te leggen wordt de mogelijke toegevoegde waarde van Blockchain voor deze specifieke situatie duidelijk.

 

Thema’s die helpen de potentie te bepalen zijn:
·      De samenwerking waarbinnen de vraag zich afspeelt;
·      Regelgeving die van toepassing is en eisen stelt;
·      Het type informatie en hoe deze gedeeld of verspreid wordt;
·      De afhankelijkheid die partijen hebben van deze informatie;
·      Het (al of niet bestaande) systeemlandschap.
Door goed naar deze onderwerpen te kijken voor de bedachte situatie (use case) ontstaat een beeld dat bepalend is voor het kiezen van de oplossingsrichting.

Als duidelijk is dat Blockchain een potentiële oplossing biedt, is het belangrijk om de impact te onderzoeken. Blockchain kijkt namelijk op een heel andere manier naar eigenaarschap, ketens en processen. In feite stelt Blockchain de informatie en het delen hiervan centraal. Deze andere manier van denken vereist ook een andere benadering op het gebied van eigenaarschap, organisatie, beheer, beveiliging en samenwerking.

Op deze manier is het mogelijk om met relatief weinig inspanning een gefundeerde en onderbouwde keuze te maken voor een passende oplossingsrichting.

Blockchain is misschien niet dé oplossing, maar zeker wel een oplossing.


Wilt u meer over weten over deze manier van kiezen voor Blockchain of met ons sparren over onze visie op Blockchain? Neem dan gerust contact met ons op.

 

Mens & Ethiek: de vijfde laag in Enterprise Architectuur

Architectuurraamwerken zoals NORA, DYA, TOGAF kennen veelal vier architectuurlagen om veranderingen te beschrijven. Dit zijn: business, informatie, applicatie en techniek (veelal voegen we daar nog pijlers voor informatiebeveiliging en beheer aan toe). In deze blog pleit ik ervoor om de menselijke én ethische kant van de verandering integraal onderdeel te maken van de architectuur. Apart in een nieuwe laag: ‘Mens & Ethiek’.

In mijn praktijk kom ik regelmatig diverse vragen tegen waarin, als je verder denkt, ethische en menselijke kwesties centraal staan. Denk bijvoorbeeld eens aan vragen als:

  • Hoever kan ik gaan in profiling in het kader van toezicht en smart policing?
  • Wat is de impact op de gebruiker als ik een duimpje omlaag icoon introduceer op de portal?
  • Hoe ga ik om met het gebruik van algoritmes in de rechtspraak bij bepaling van de strafmaat?
  • Verkoop ik meer online als ik ‘achteraf betalen’ mogelijk maak?
  • Hoe kan ik gebruik maken van domotica (camera’s, sensoren) voor monitoring van patiënten. En wat doe ik dan met de historische data?

Elke vraag en bijbehorende oplossing vraagt natuurlijk om zijn eigen afwegingen.

De bestaande architectuurraamwerken voldoen niet meer

In de bestaande vier architectuurlagen vinden we een inhoudelijke beschrijving van de verandering voor het vernieuwingstraject terug. Dit betekent dat de architect de processen beschrijft. Tevens beschrijft hij welke informatie en systemen de gebruikers binnen het proces gebruiken en de technische voorzieningen die benodigd zijn. Binnen deze vier lagen zijn we tot op heden niet gewend om de menselijke houding ten aanzien van processen, informatie en systemen te beschrijven, laat staan dat we stilstaan bij mogelijke ethische dilemma’s.

Zonder aandacht voor de menselijke en ethische aspecten van een oplossing of een verandering lopen organisaties en bestuurders steeds meer risico’s op maatschappelijke onvrede. Door verkeerde inzet en gebruik door gebruikers of een haperende dienstverlening komt de organisatie al snel negatief in het nieuws. Immers de toenemende aandacht voor maatschappelijke verantwoordelijkheid die ontstaat door technologie is groot. Denk maar eens aan camera’s op de toilet van een discotheek, profiling door systemen van de politie… de kranten kopten chocoladeletters.

Een vijfde laag biedt soelaas

Daarom pleit ik voor de ontwikkeling van een vijfde architectuurlaag, waarin we de thema’s mens en ethiek gezamenlijk beschrijven. Door deze vijfde laag aan de architectuurraamwerken toe te voegen geven we gebruikers van het raamwerk een reminder om deze onderwerpen óók ter sprake te brengen. Het faciliteert de discussie over de verhouding tussen de systeemwereld en de leefwereld. Een verandering gaat immers niet alleen om de aanpassing van de systeemwereld van regels, processen, informatie en systemen, maar ook om de leefwereld van de gebruikers. In de nieuwe leefwereld passen architecten immers processen aan die door mensen worden uitgevoerd en moeten gebruikers leren omgaan met de nieuwe systemen.

Een optie is uiteraard om de aspecten rondom mens & ethiek in (architectuur)principes te verwoorden. Bijvoorbeeld als business principe: “Wij zetten IT in om de kwaliteit te verhogen, niet om mensen overbodig te maken”. Maar deze aanpak biedt een tekortkoming. Immers, we leiden architectuurprincipes af van de organisatiestrategie óf uit de beschrijvingen van de architectuurlagen. Als beiden geen aandacht hebben voor de menselijke en ethische aspecten komen deze onderwerpen dus ook niet in de architectuurprincipes terecht.

Mens: Kennis, houding en gedrag

Veranderingen betekenen voor gebruikers niet alleen aanpassingen op vakinhoudelijke aspecten zoals andere wet- en regelgeving, processen en systemen maar ook op soft-skills zoals kennis en vaardigheden om met de nieuwe systemen om te gaan. Maar om de gebruiker deze verandering door te laten maken moet de gebruiker de overtuiging hebben dat de verandering goed is of een voordeel oplevert. Dit doe je door aandacht te besteden aan communicatie: waarom is de nieuwe functionaliteit of het nieuwe systeem nodig, welk probleem lost het op en wat heeft de gebruiker daaraan. Kortom, het belang van de verandering uitleggen is cruciaal voor de acceptatie van deze verandering. Daarnaast moet de gebruiker maximaal gefaciliteerd worden om de verandering ook echt te kunnen realiseren, denk aan een duidelijk uitleg, werkinstructies e.d. Maar denk ook aan de rol van het management. Zij moeten voorbeeldgedrag laten zien en medewerkers motiveren en aanspreken op het wenselijke en onwenselijke gedrag.

Bovenstaande voorbeelden zijn allemaal aspecten die in de architectuurlaag Mens & Ethiek tot uiting moeten komen. Door een beschrijving te maken van de benodigde kennis van het proces en de bijbehorende applicaties is het bijvoorbeeld mogelijk een voorstel te maken voor het trainen en begeleiden van mensen richting de nieuwe werkwijze.

Ethiek: Ethische afwegingen

Het onderdeel ethiek van de architectuurlaag Mens & Ethiek beschrijft de ethische aspecten van de verandering die door het project of programma tot stand komen. Door vroegtijdig ethische dilemma’s in kaart te brengen, zijn architecten in staat beslissers te ondersteunen bij de geschiktheidsbeoordeling van (mogelijke) oplossingen.

Maar wat betekent ethiek nu eigenlijk? Ethiek is het duidelijk en concreet beschrijven en vastleggen van de morele principes voor het menselijk handelen, zoals we die binnen de organisatie gebruiken. Hierbij is het belangrijk om standpunten van de organisatie vast te leggen die aan de basis liggen van de verandering. Het beschrijven van deze standpunten zorgt ervoor dat ze inzichtelijk zijn en dat de organisatie bij de realisatie van de verandering de standpunten eerbiedigt, verdedigd, bediscussieert of aanpast.

In veel veranderingen die we tegenwoordig inzetten vinden we ethische aspecten. Het is dus van belang om als architect de morele principes van een organisatie helder te hebben voordat je aan de slag gaat met het uitwerken van de architectuur.

Conclusie

Door de maatschappelijke verantwoordelijkheid van veel organisaties is het belangrijk om als architect vroegtijdig over de menselijke en ethische aspecten van de verandering na te denken. We moeten niet langer alleen feitelijke beschrijven van de aanpassingen in het proces, de informatie, de applicaties en technische inrichting maken binnen de architectuur, maar we moeten óók een analyse maken van de menselijke en ethische veranderingen die de nieuwe oplossing met zich meebrengt. Denk hierbij aan aspecten zoals kennis, houding en het gedrag van medewerkers ten aanzien van de oplossing. Ook op ethische vragen zoals: op welk moment adviseren we de gebruiker de oplossing wel te gebruiken en wanneer niet, moeten we een antwoord binnen de architectuur formuleren. Een beschrijving van de architectuur in de vijfde architectuurlaag Mens & Ethiek geeft inzicht in aanvullende eisen voor de nieuwe oplossing, maar geeft ook inzicht in de benodigde trainingen en begeleiding van gebruikers in hun nieuwe systeem- en leefwereld. En daarmee helpen architecten de gebruikers écht verder!

 

Wet van Moore gestopt door het Nederlandse elektriciteitsnetwerk?

De kogel is door de kerk: de Formule1 komt in 2020 naar Zandvoort! Komend jaar is het hierdoor vooral de uitdaging om de capaciteit van het openbaar vervoer van en naar het circuit te vergroten. De NS waarschuwde vóór de bekendmaking al dat het bovenleiding netwerk op het spoor naar Zandvoort ontoereikend is. Zeker niet om de benodigde verdubbeling (of mogelijk zelfs verdrievoudiging) van het aantal treinen per uur te faciliteren. Aan dit nieuwsbericht is maandag door diverse media veelvuldig aandacht besteed.  

Wat ook ontoereikend op termijn zal zijn, is het elektriciteitsnet rond en in Amsterdam. Dit loopt snel vol. Reden hiervoor is in dit geval de toenemende concentratie van datacenters in en rond de hoofdstad. Hoewel NRC er deze week aandacht aan besteedde, kwam dit niet terug in verdere berichtgeving. NRC berichtte dat het Internationaal Energieagentschap (IEA) inschat, dat alle datacenters wereldwijd en de transmissie van data (zendmasten, kabels etc.) 2 procent van de mondiale energieproductie gebruiken. Huawei voorspelt dat in 2030 alle ICT-voorzieningen maar liefst 21% van de totale mondiale energieproductie gebruiken. Kijkend naar de Amsterdamse situatie berekende NRC dat de Nederlandse datacenters zo’n vier miljard kilowattuur stroom verbruiken in 2019, wat neerkomt op 3% van het Nederlandse energieverbruik. Oef!

Dan hebben we het nog niet eens over de energietransitie van aardgas naar elektriciteit. Voor veel toepassingen komt men uit op de energievorm ‘elektriciteit’. Als dan de lokale politiek vervolgens gaat eisen dat alleen nog elektrische auto’s Amsterdam in mogen betekent dit dat we vanuit drie onafhankelijk, maar toch ook weer samenhangende ontwikkelingen, meer capaciteit vragen van ons stroomnetwerk dan beschikbaar is. Het managen, opwaarderen en zorgdragen dat we deze ontwikkelingen faciliteren binnen ons elektriciteitsnetwerk geeft ons land de komende jaren de nodige uitdagingen.

Deze ontwikkelingen kunnen we niet één voor één oplossen, maar zullen we integraal moeten oppakken. Naast smart cities, smart mobility, smart shipping en smart transport moeten we hard aan de slag met Smart Grids. Door nieuwe technologieën zoals Kunstmatige Intelligentie (A.I.), IoT en data te combineren zijn we in staat de elektriciteitsnetwerken (en overigens ook gas- en waternetwerken)  ‘slim’ te maken. Als Nederlandse maatschappij moeten we wet- en regelgeving ontwikkelen die richtlijnen bieden bij de distributie van energie. Wanneer we deze richtlijnen toepassen in A.I.-modellen zijn we in staat automatisch de distributie van elektriciteit naar apparaten of gebouwen te faciliteren. Kortom de techniek is er, maar we zullen de komende jaren veel kennis en geld moeten investeren in ons energienetwerk!

Krijg vat op de AVG met architectuur

Inmiddels is de AVG al enige tijd van kracht. Iedereen is er druk mee bezig geweest de afgelopen maanden. De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) houdt toezicht op de naleving en sterker nog: ze doet dit steeds strikter en af en toe stellen ze een voorbeeld. Zelf dient u uiteraard ook toezicht te houden op de naleving van de AVG. Maar hoe doet u dit? Hoe krijgt u hier vat op? Wellicht heeft u hiervoor het 10 stappenplan gevolgd van de AP. Dit betekent echter nog niet dat u voldoet aan de AVG. Hoe weet u nou waar u risico’s loopt op non-compliance, schadeclaims en imago- en reputatieschade?

Stop met al die gefragmenteerde registraties

Een aantal overzichten en documenten die organisaties veel inzetten voor AVG-compliance zijn bijvoorbeeld: het register, de verwerkersovereenkomsten en beleidsstukken.

U zoekt bijvoorbeeld eerst in het register op bij welke verwerkingen u mogelijk risico’s loopt. Vervolgens bekijkt u welke applicaties u hierbij gebruikt, welke gegevens u hierin verwerkt, toegang hiertoe, en hierna kijken of het SaaS oplossingen zijn en of er sprake is van een verwerker en u hiervoor een verwerkersovereenkomst hebt afgesloten. Kortom: een veelvoud aan gefragmenteerde acties, maatregelen en registraties.

Vaak zien we dat organisaties al deze informatie in één master Excel of tool proberen te groeperen. Helaas is dit suboptimaal. Immers, u kunt hier niet goed een status of voortgang van maatregelen in één overzicht tonen en delen met alle stakeholders. Ook kunt u niet alle benodigde dwarsdoorsnedes maken die u nodig hebt om te kunnen sturen (op bijvoorbeeld verwerkingen, type persoonsgegevens, applicaties, derden, afdelingen, processen). Organisaties denken dus in control te zijn op AVG maatregelen, maar zijn tegelijkertijd niet goed in staat om KPI’s toe te kennen die echte sturing op AVG maatregelen mogelijk maakt.

Gebruik architectuur als Haarlemmerolie

In control komen op AVG zou toch eenvoudig moeten zijn met alle beschikbare technologieën en kennis van tegenwoordig? Wij denken van wel: u kunt dit doen door alle relevante AVG informatie onder te brengen in uw architectuur.

Architectuur is namelijk de verbindende factor tussen mensen, processen, applicaties, data (waar onder persoonsgegevens) en infrastructuur. Door samen te werken met een architect krijgt de ‘privacy-functionaris’ een zeer goed beeld van de samenhang hiervan en kan specifiek worden ingezoomd op persoonsgegevens. Door de architectuur goed te vullen en te ontsluiten met standaard BI / reporting tooling kunnen krachtige AVG-risico dashboards gegenereerd worden.

Deze AVG risico dashboards stellen de privacy-functionaris in staat om eenvoudig risico’s te prioriteren en de voortgang van verbetermaatregelen structureel te monitoren. Ook managers en bestuurders krijgen inzicht in de stand van zaken en kunnen sturing gaan uitoefenen. Zo wordt privacy iets voor de hele organisatie. Privacy is immers een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Een dergelijk AVG risico dashboard kan organisaties helpen om de sturing en control op AVG maatregelen veel krachtiger te maken. Zowel de bestuurder, de architect in het CIO-office en de privacy functionaris kunnen hiermee een duidelijke win-win-win creëren.


Wilt u meer over weten over ons AVG risico dashboard en andere praktische oplossingen om vat te krijgen op de AVG met behulp van architectuur? Neem dan gerust contact met ons op.

 

 

Architecten zijn de nieuwe coaches

Met de komst van agile ontwerpmethoden is ook de rol van de architect veranderd. Rutger Gooszen pleit er samen met Paulus Meijs en Martijn ten Napel voor dat de architect veel meer een coach wordt. In dit artikel – gepubliceerd in AG Connect – maken zij duidelijk hoe de architect die nieuwe rol moet oppakken en invullen.

 

Lees het artikel

 


 

 

IoT, AI en Big data vragen meer dan alleen clouddiensten

Edge computing, als aanvulling op de cloud, stelt organisaties in staat ook de bedrijfskritische processen met gebruik van AI, big data en slimme sensoren veilig en betrouwbaar te automatiseren. Om van deze mogelijkheden gebruik te maken, is het zaak op tijd uw ICT en ICT organisatie hiervoor gereed te maken.

Tegenwoordig kiezen veel organisaties ervoor om hun ICT onder te brengen in de cloud. Dit is logisch omdat veel applicaties ondertussen ‘as a Service’ zijn te verkrijgen en ook voor infrastructuur is er een groot aanbod aan clouddiensten beschikbaar. Hierdoor kunnen organisaties profiteren van expertise uit de markt, een snellere time-to-market, eenvoudig op- en afschalen en minder up front investeringen. Organisaties kunnen zich meer focussen op de functionaliteit (het wat) en minder op de techniek (het hoe) van hun ICT.

De opkomst van IoT, big data en AI maakt allerlei nieuwe en innovatieve oplossingen mogelijk. Een voorbeeld hiervan is een gebouw waarin de klimaatregeling en verlichting door algoritmes wordt bepaald op basis van data die door een groot aantal sensoren is verzameld. Hierdoor zullen binnen organisaties ook IT-landschappen ontstaan waarin slimme sensoren, apparaten, datacenters en de cloud met elkaar zijn verbonden en intensief gegevens uitwisselen om geautomatiseerde taken uit te voeren.

Bij sommige van dit soort geautomatiseerde systemen moet, bijvoorbeeld omdat deze real time zijn, de overdracht van data gewaarborgd zijn en mag er weinig vertraging zijn. Een zelfsturend voertuig moet in een fractie van een seconde beslissen of hij moet remmen of juist gas moet geven op basis van de door zijn sensoren verzamelde informatie. Een mobiele hartmonitor moet direct een extern alarm geven of actie nemen op het moment dat zijn sensoren geen of een onregelmatige hartslag registreren.

In dit soort gevallen schiet een centrale gegevensverwerking op basis van de nu gangbare clouddiensten en ook een centraal datacenter vaak te kort. Door een veelvoud aan factoren kan het zijn dat de data overdracht niet direct lukt of de benodigde responsetijd niet wordt gerealiseerd. Denk aan beperkingen in mobiele dekking, drukte op het internet, de afstand die binnen het netwerk moet worden overbrugt of een ddos-aanval op de servers van de cloud provider.

Hiervoor biedt edge computing een oplossing: dicht bij de sensoren en apparaten aanwezige rekenkracht doet de verwerking van deze informatie en zorgt voor de automatische uitvoering van de taken of acties. Edge computing kan hierbij op verschillende manieren worden gerealiseerd. Denk hierbij aan de computer aan boord van het zelfsturend voertuig, of computers in een apparatuurruimte op een ziekenhuislocatie, maar ook rekenkracht aan de randen van (mobiele) telecom netwerken. Er is hierbij geen sprake van een one size fits all; de situatie bepaalt welke oplossing past.

Verwacht wordt dat door ontwikkelingen op het gebied van IoT, AI en big data edge computing de komende jaren het merendeel van de data, dat wil zeggen meer dan 50%, buiten het centrale datacenter of de cloud zal worden verwerkt. Het is ook niet voor niets dat cloud providers (o.a de hyper scalers) en ook grote infrastructuur (software) leveranciers hun product en diensten portfolio uitbreiden met verschillende edge computing oplossingen. Deze oplossingen zijn overigens nog vaak aanbieder specifiek en integreren daardoor nu vooral goed met de door de betreffende partij geboden clouddiensten of infrastructuur producten. Het is daarom extra belangrijk een goede afweging bij de keuze voor een product of dienst te maken.

Als uw organisatie ook in de toekomst innovatief wil zijn, is het daarom nu al verstandig om over de mogelijkheden en noodzakelijkheid van edge computing na te denken. Maakt of gaat uw organisatie gebruik maken van IoT, big data en AI? Volgt uw organisatie een ‘cloud tenzij’ beleid of bent u op weg alles naar de cloud te brengen? Automatiseert u processen waarin reactietijd telt? Indien het antwoord op één van deze vragen “ja” is, dan is het tijd om uw IT-strategie te heroverwegen en de mogelijkheden, randvoorwaarden en gevolgen van edge computing hierin te incorporeren en uit te werken.


Meer weten over edge computing in combinatie met IoT, big data en AI? VKA adviseert verschillende organisaties rond deze onderwerpen. We komen graag met u in gesprek.

 

ICT wordt net zo makkelijk als koekjes bakken

‘Heel Holland bakt’ kennen we allemaal intussen wel. Velen van ons wagen zich als amateurkok tijdens de feestdagen aan uitdagende creaties. Vaak met succes: met goede ingrediënten en met een handige oven komen we een heel eind!

Maar als je het vergelijkt met koekjes bakken, is ICT eigenlijk heel onhandig. Want ga maar na met je eigen computer thuis. Alles wat je wilde was een efficiëntere typemachine en ineens moest je allerlei moeilijke codes onthouden als je in WordPerfect wilde printen. Je wilde op internet en moest je verdiepen in antivirus en anti spam. Je wilde spelletjes spelen, maar moest geluidskaarten leren installeren en harde schijven upgraden. Rode draad: je wil de lusten van ICT, maar deze komen alleen maar met lasten. Als je het zo bekijkt is het eigenlijk best raar.

Als je naar de toekomst kijkt komt de belangrijkste verandering misschien wel uit een andere hoek dan je zou denken. In de waan van alledag zien we alleen de hippe termen: digitalisering, artificial intelligence, blockchain, et cetera. Maar er is een andere verandering gaande die ICT net zo makkelijk maakt als koekjes bakken. Wat? Cloud technologie die alle complexiteit van je wegneemt. Geen zorgen meer over het platform, de infrastructuur en de software, maar gemak. Daarbij kies je zelf het recept en jouw favoriete ingrediënten en hoef je je geen zorgen meer te maken over het merk en/of de installatiebeschrijving van de oven.

Wie zich verdiept in ‘Cloud Foundry’ herkent zich waarschijnlijk in deze metafoor: met Cloud Foundry kun je onbekommerd bakken. Je kunt voortaan gewoon de koekjes bakken volgens het recept dat jij het lekkerste vindt. Zoals jij het wilt. Terwijl je onderliggend gebruik maakt van een door de cloud aangeboden ‘oven’ (bijvoorbeeld AWS, Google, Azure of private cloud in eigen datacenter) en door de cloud aangeboden ingrediënten (eenvoudig te gebruiken services als een databases, file-opslag, single sign on service of SaaS diensten zoals Office 365 of Salesforce en ERP SaaS). Dit alles verbonden via Cloud Foundry.

Je ontwikkelaars (de bakkers) hoeven zich alleen maar bezig te houden met dat waar ze goed in zijn: het selecteren van de juiste ingrediënten (de beste services en de passende ontwikkeltaal) en goede code produceren (bakken).

Wat zijn de voordelen van deze manier van werken:

  • Je kunt sneller ontwikkelen – je kan snel nieuwe recepten uitproberen, de ingrediënten en ovens zijn makkelijk inwisselbaar en vind je in de cloud (je onbeperkte voorraadkelder).
  • Je kunt legacy afbouwen – stap voor stap kun je de complexiteit van legacy afbouwen en een transitie maken naar een flexibeler platform.
  • Haalbaar voor kleine en grote organisaties – je kunt jezelf concentreren op dat waar jij goed in bent (jouw recept). De andere kennis (over de ingrediënten en de oven) laat je bij anderen als je daar geen verstand van hebt of wilt hebben.

Wat zijn de (mogelijke) nadelen? Je gaat anders werken. De kennis om platformen, infrastructuur en generieke software te beheren is steeds minder nodig. De kennis om de juiste componenten en leveranciers te kennen wordt juist weer belangrijker. De ICT-organisatie vraagt dus om andere kwalificaties en competenties. De technologie is niet de beperking. Misschien is de grootste uitdaging: kan je van bestaande ICT-ers goede bakkers maken.

 

 

De architectenrol binnen SAFe in een notendop

Bij de ontwikkeling van een systeem volgens SCRUM door een enkel team is de kwaliteit in handen van het team. ‘Kwaliteit ontstaat vanuit de praktijk’ is de gedachte, want teamleden willen kwalitatief goede software bouwen. De rol van architect, als ontwerper die richting geeft aan de ontwikkeling, is een teamrol die gezamenlijk wordt uitgevoerd door de communicatie en interactie per sprint.

Maar hoe werkt dat bij opschalen van het aantal teams bij het toepassen van het Scaled Agile Framework (SAFe)? In deze blog mijn korte visie op de invulling van de rol van systems architect die wordt geïntroduceerd binnen SAFe, met als voornaamste doel: “to define a shared technical and architectural vision for the System under development. To participate in determining the system, subsystems, and interfaces, validate technology assumptions and evaluate alternatives while working closely with the Agile Release Train.

Wat betekent dat in de dagelijkse praktijk voor de persoon in kwestie? En voor de betrokkenen in de “programma” laag van het framework? Zoals SAFe stelt is architectuur vooral een samenwerking in de agile context.

Om te beginnen moet veel inspanning zich richten op communicatie en samenwerking. Het principe van decentralized decision-making is immers de voorkeur binnen SAFe, maar bepaalde ontwerpbesluiten kunnen beter centraal worden bestuurd. Denk daarbij aan de definitie van het high level design, het opdelen in subsystemen en componenten en interfaces, het kiezen van bepaalde platformen, het opstellen van de systeem NFR’s en het voorkomen van redundante componenten. Om die keuze goed te kunnen maken moet de architect met veel belanghebbenden afstemmen. Om te beginnen met de teams natuurlijk die hierover ideeën hebben. De teams passen immers elke dag emergent design toe, terwijl de architect de intenties met het systeem als geheel moet bewaken. Maar ook afstemming met de omgeving is noodzakelijk; met klanten, leveranciers, portfolio management en met name product management en de release train engineer om de noodzakelijke enablers te identificeren. Product management moet immers doorlopend balanceren tussen features (value first) en enablers (architecture first). De architect moet zorgen dat er aandacht blijft voor de noodzakelijke fundamenten om de features op te bouwen en zo te werken aan de architectural runway.

Omdat de systems-architect niet op alle plekken tegelijk kan zijn is het noodzakelijk om langs meerdere wegen in SAFe de architectuurrol te borgen. Enerzijds door het bijwonen van de events zoals de PI-planning, product managementoverleg, system demo en inspect & adapt. Maar ook door in de beschrijving van de DoR en DoD van te bouwen user story’s of features de kaders mee te geven aan de teams. Vervolgens dienen  die teams zelf te controleren of ze compleet hebben opgeleverd (bijvoorbeeld inclusief noodzakelijke architectuur-documentatie).

Naar mijn ervaring kan het formeren van een architecture community met leden uit de teams zorgen voor draagvlak, haalbaarheid en begrip en de beste garantie dat de bedachte architectuur straks wordt geïmplementeerd zonder dat de system architect continue als bewaker aanwezig moet zijn. Door integratie aan de voorkant, analoog aan wat het systems team doet aan integratie aan de achterkant. Door ervoor te zorgen dat de overkoepelende ontwerpvraagstukken en enablers multidisciplinair worden uitgewerkt voordat ze op de backlog komen als enabler. Niet als “Big Design Up Front” maar als steeds groeiende “intentional architecture”.

De architect werkt dus binnen SAFe minder in een voorschrijvende en controlerende rol aan de oplossing maar meer in een coachende en verbindende rol, werkend vanuit het overzicht dat hij kan geven. Dat overzicht wat we eerder “de architectuur” noemden heeft SAFe omgedoopt in “Solution Intent”; a critical knowledge repository to store, manage, and communicate ‘what is being built’ and ‘how it will be built’.

Want zoals W. Edwards Deming stelt: “Quality begins with the intent”

 

 

Architectuur en Agile schaalmethoden, laat je inspireren door kennis die er al is

Het is bij het opschalen van agile ontwikkelingen in de praktijk voor sommige organisaties nog zoeken naar de precieze rol van de architect en architectuur. Een voorbeeld hiervan is agile ontwikkeling op basis van scrum. Binnen scrum bestond tot voor kort geen expliciete rol voor Enterprise of IT architecten. Een scrum team kent namelijk drie rollen: productowner, scrummaster en een aantal ontwikkelaars/testers. Bij opschalen leidt dit tot het risico op suboptimale implementaties en een inefficiënt ontwikkelproces.

Architectuur is onmisbaar in ‘grote’ omgevingen: Omdat Agile ontwikkelmethodes gangbaar geworden zijn in softwareontwikkeling en ook worden toegepast voor grote omgevingen, zijn inmiddels ook diverse agile schaalmethoden beschikbaar. Agile schaalmethoden bieden handvatten om agile ontwikkeling toe te passen in situaties waarbij meerdere gelijktijdig werkende teams nodig zijn. Bekende voorbeelden van raamwerken die agile schaalmethoden bieden zijn: Scaled Agile Framework (SAFe), Diciplined Agile Delivery (DAD), Large Scale Scrum (LeSS), Nexus en het Spotify model.

In tegenstelling tot het scrum raamwerk, onderkennen de huidige agile raamwerken de behoefte aan architectuur ondertussen wel. In alle genoemde raamwerken heeft de architect en/of architectuur namelijk een plek gekregen in de agile (schaal)methoden. De invulling van rollen, processen en producten verschilt daarbij nog wel sterk per raamwerk. Het varieert van in een uitwerking in termen van rollen, proces en organisatie zoals bijvoorbeeld binnen SAFe en DAD, een aantal gedragstips in LeSS tot alleen het aanstippen in Nexus en Spotify.

De ‘juiste dingen doen’ vraagt om verbinding: De verbinding tussen architectuur en agile werken komt in de praktijk moeilijk tot stand. Architecten binnen een staande organisatie hebben de neiging vanuit waterval denken architectuur te bedrijven en andersom werken ontwikkellaars vaak vanuit een enkelvoudig teamperspectief, zonder architectuur kaders. De ervaring leert dat organisaties moeite hebben dit te onderkennen en goed in te richten.

Het vraagt vasthoudendheid, creativiteit en omwegen van beide kanten om elkaar te vinden. Aan de ene kant zullen architecten de neiging om het klassieke architectuurproces in te zetten moeten loslaten. Aan de andere kant zullen ontwikkelaars bewust op zoek moeten naar richting en kaders, waarbinnen zij de ontwikkeling kunnen laten plaatsvinden.

Put inspiratie uit de agile raamwerken: Het toepassen van agile schaalmethoden door het gebruik van agile wordt nu meer gemeengoed en dat is een goede zaak. Het gebruik van een raamwerk biedt organisaties, door de gedeelde best practices, kansen om effectiever gebruik te maken van agile ontwikkelmethoden. Organisaties zouden daarom vaker expliciet gebruik moeten maken van de kennis en ervaring die agile raamwerken zoals SAFe, DAD, Less, Nexus en Spotify brengen in plaats van dit op eigen kracht te willen doen.

 

IoT business case begint met een goed idee

De Tour de France is één van de voorbeelden waar wordt geprofiteerd van de geweldige mogelijkheden van IoT. Zo’n 200 renners hebben meer dan 600 lichtgewicht sensoren onder hun zadel. Met deze sensoren worden allerlei gegevens gemeten die voor fans realtime beschikbaar worden gesteld via (betaalde) apps zoals Tourtracker. Typisch een voorbeeld van hoe de meerwaarde van IoT leidt tot een positieve business case.

De ontwikkelingen rond IoT zitten in een stroomversnelling, niet alleen in de sport maar ook in het bedrijfsleven.  De vraag is echter welke ontwikkelingen succesvol zijn, welke (nog) niet en waar dat dan door komt. Het lijkt erop dat de business case de eerste serieuze hobbel is op weg naar succes. Hoe komt dit? En waarom is de business case de beperkende factor, terwijl de technologische ontwikkelingen elkaar razendsnel opvolgen met fantastische innovaties?

De verwachting is dat er in 2020 een markt is van meer dan 10 $ miljard en dat er 25 miljard gekoppelde “dingen” via IoT zijn aangesloten. Met al deze miljarden IoT-devices die data genereren op basis waarvan met behulp van Artificial Intelligence (autonome) beslissingen genomen kunnen worden, ontstaan er legio kansen en mogelijkheden.

Volgens Gartner zit IoT nog maar aan het begin van de hypecycle. We zien in de praktijk dat er volop wordt geëxperimenteerd met kleine pilotprojecten en proof of concepts (POC’s). Het management van organisaties is snel enthousiast door de technische mogelijkheden en het hoge “gadget-gehalte” van IoT. Maar na een succesvolle POC komt de vraag wat de business case is. De mooie POC’s doven dan langzaam uit.

Positieve business case lastig

In de traditionele besturing van een organisatie worden business cases opgesteld om bepaalde doelstellingen te realiseren. Deze doelstellingen worden vertaald in een business case met activiteiten, resultaten, kosten en opbrengsten. En als de kwalitatieve en kwantitatieve baten gezamenlijk positief zijn, dan is er een zogenaamde positieve business case.

Dit betekent dat daar waar IoT toepassingen direct bijdragen aan het realiseren van baten en/of lagere kosten, een positieve business case snel tot stand gebracht kan worden. En het zijn ook deze projecten die momenteel succesvol zijn. Zo worden succesvol sensoren in gebouwen opgehangen die informatie over indoorpositionering, energiemeetwaarden en klimaat doorgeven waardoor het onderhoud proactief kan worden uitgevoerd. Rijkswaterstaat heeft een succesvolle proef met sensoren op bruggen en sluizen geïmplementeerd, gericht op het meten wat er gebeurt op de vaarwegen. Deze toepassingen van IoT leiden voor Rijkswaterstaat direct tot lagere onderhoudskosten en dus snel tot een positieve business case.

Maar een veel groter aantal IoT-projecten haalt de fase van realisatie niet. Dit komt omdat er nog geen positieve business case is. Hoewel de kosten van sensoren en netwerken steeds verder dalen, blijkt het in de praktijk lastig om met IoT voldoende baten te realiseren, zeker voor de partij die de investering daarmee wil terugverdienen.

Disruptieve business case voor succesvolle volgende stap

De grote doorbraak van IoT wacht nog op een disruptieve aanpak van zowel de afnemers als aanbieders van IoT producten en -diensten. Een voorbeeld maakt dit duidelijk. De eigenaar van een gebouw heeft een succesvolle pilot gedaan met IoT sensoren die aangeven welke ramen en deuren open staan. Voor de eigenaar van het gebouw zijn de directe baten van deze oplossing lager dan de investeringen die hij moet doen. Geen positieve business case dus. Maar als deze gegevens ook gebruikt worden door de beveiliging van het gebouw en door de huurders van het pand, groeien de baten. En als zij daar ook nog informatie, zoals temperatuur, energiewaarde, indoorpositie aan toe kunnen voegen, dan ontstaat er extra meerwaarde. En als de aanbieder van de IoT sensoren deze data vervolgens kan gebruiken/vermarkten voor nieuwe diensten, dan ontstaat nog meer meerwaarde en uiteindelijk een haalbare business case om de investeringen te doen.

Voor de CIO is het de uitdaging om hierover na te denken bij de digitale transformatie van zijn organisatie en verder te kijken naar meerwaarde, ook buiten de scope van zijn eigen organisatie. Hoe kun je in combinatie met leveranciers, klanten, ketenpartners en andere externe partijen een gezamenlijke business case maken? Daar ligt de oplossing waarmee organisaties succesvol een volgende stap kunnen zetten in het gebruik van IoT.

 

25 mei is zo 2018; 14 januari 2020 is uw nieuwe deadline!

De afgelopen tijd heeft u met uw organisatie toegewerkt naar de speciaal omcirkelde datum van 25 mei. Dé datum waarop de AVG in werking is getreden. Misschien bent u nog voorbereid op een sprintje richting het einde van het jaar wanneer ook de e-privacy verordening in werking treedt. Ik wil graag een nieuwe belangrijke datum toevoegen, namelijk: 14 januari 2020. De datum waarop de ondersteuning voor Windows7 verloopt.

Op 14 januari 2020 verloopt de (verlengde) ondersteuning van zowel Windows 7 als Windows Server 2008 R2. Daarna zal op 13 oktober 2020 de ondersteuning van Office2010 verlopen. Stoppen van de ondersteuning betekent dat Microsoft geen nieuwe beveiligingsupdates uitbrengt voor deze versies en dat de beveiligingsrisico’s toenemen. Daarom moet u nú actie ondernemen. Een migratie van Windows7 naar Windows10 (en daaraan gekoppeld de Office-versie) is veel werk. Maar een werkplek-migratie biedt ook nieuwe kansen en uitdagingen, deze schetsen we hieronder.

Werkplekvisie

De overstap van Windows7 naar Windows10 is een mooi moment om uw visie op de toekomstige werkplek te herijken. De wensen van werknemers ten aanzien van de werkplek zijn immers de afgelopen jaren sterk veranderd. Ze maken privé gebruik van allerhande (populaire) apps die zij ook zakelijk willen gebruiken. Sterker nog, vaak al daadwerkelijk inzetten, buiten uw ICT-organisatie om. Daarnaast willen medewerkers, zeker de jongere generatie, flexibeler werken nu de maatschappij dit van ze vraagt.

Óók andere stakeholders verwachten een moderne werkplekvisie. Business partners, klanten etc. werken zelf steeds mobieler, met moderne software en verwachten dat uw medewerkers deze ook kunnen gebruiken. Daarnaast verwachten zij dat u CO2-neutraal werkt door bijvoorbeeld papierloos te werken en dat u altijd en overal bereikbaar bent.

Het opzetten van een werkplekvisie vergt een aantal stappen. De eerste is om na te denken hoe de medewerker van uw organisatie nu en in de toekomst werkt. Thema’s zoals flexwerken, meerdere apparaten en informatiebeveiliging zijn hierbij van belang. Vertaal vervolgens de opgestelde werkplekvisie naar persona’s. Hierin wordt beschreven welke apparaten, applicaties en rechten medewerkers nodig hebben in hun werkzaamheden.

Het combineren van de overstap van Windows7 naar Windows10 met een nieuwe werkplek, biedt voordelen. Door de inzet van nieuwe apparatuur is, met voldoende voorbereiding, de gebruiker maar weinig tijd kwijt. Het hele uitrolproces hoeft hierdoor per gebruiker slechts 15 minuten te duren.

Nieuwe functionaliteiten

In Windows10 wordt de Microsoft Store beschikbaar gesteld, hierbij heeft u de keus om publieke apps beschikbaar te maken of alleen ondersteunde bedrijfs-apps. Ook heeft Windows10 synchronisatiemogelijkheden voor opslag in de cloud (‘Onedrive’) standaard ingebouwd. Aandachtspunt is dat Microsoft Windows10 zo ontworpen heeft dat veel keuzes bij de gebruikers liggen.

Bovenstaande betekent dat u goed over nieuwe functionaliteiten moet nadenken en hier de organisatie in moet betrekken. Een keuze vanuit alleen de ICT-afdeling, stuit vaak op weerstand in de organisatie en leidt niet tot het gewenste resultaat.

Migratietraject

Een migratietraject naar Windows10 is niet eenvoudig. Eerst moet de nieuwe omgeving worden opgebouwd, gevolgd door het migreren van applicaties. Hier begint het lastig te worden. Met alle shadow-IT in de organisatie is het applicatielandschap van de organisatie niet altijd compleet inzichtelijk. Inzicht in het applicatielandschap is noodzakelijk om vast te stellen of applicaties Windows10-proof zijn.

Indien applicaties niet Windows10-proof zijn heeft u meerdere opties: vervangen van de applicatie door een nieuwe versie, migreren naar een SaaS-applicatie of apart zetten in een zogenaamde ‘container’. Deze opties zorgen ervoor dat de applicatie ontkoppeld wordt van de werkplek. Dit geeft niet alleen gemak bij het installeren van de Windows10 omgeving, maar biedt ook de mogelijkheid om te wisselen tussen zakelijke en privé apparaten door de medewerkers.

Gebruikers

Tijdens de technische realisatie is het belangrijk na te denken over de gebruikersadoptie. Communicatie, trainingen en ondersteuning zijn allemaal mogelijkheden die u kunt inzetten om uw medewerkers mee te nemen in het proces.

Sommige gebruikers zijn al -als consument- bekend met Windows 10, voor hen is de migratie eenvoudig. Anderen krijgen een steilere leercurve voor de kiezen. Het verlies van bestaande handigheidjes of terug krijgen van een veelvoud aan mogelijkheden zijn hier de oorzaak van. Het organiseren van gebruikerstrainingen en ‘on-site’ ondersteuning vlak na de migratie helpt de gebruikers bij het aanwennen aan het nieuwe platform.

Ook de uitrol valt onder de gebruikersadoptie. Dit is de eerste ervaring met Windows10 en uw gebruikers hier goed in ondersteunen helpen betaalt zich uiteindelijk terug. Tijdens dit gedeelte van het project doet de Coolblue-aanpak (uitgangspunten: snelle levering en de klant heeft altijd gelijk) het over het algemeen goed.

Lifecycle-management

Met de introductie van Windows10 heeft Microsoft de life-cycle van het product anders ingericht. Waar Windows7 tot 10 jaar na de release werd ondersteund, wordt een nieuwe major update in Windows10 (die 2x per jaar uitkomen) nog maximaal 18 maanden ondersteund. Een oudere versie ontvangt geen beveiligingsupdates meer, met alle toenemende beveiligingsrisico’s van dien. Kortom u wordt verplicht mee te gaan met deze nieuwe versies.

Deze snellere life-cycle heeft ook impact op uw beheerorganisatie. Hierbij speelt de vraag of de KA-omgeving dusdanig is ingericht dat er in korte cycli getest kan worden of de applicaties blijven werken op de nieuwe versie van Windows. Daarnaast is maar zeer de vraag of ‘oudere’ applicaties dit tempo bij kunnen benen. Om niet voor verrassingen komen te staan zult u het life-cycle management moeten uitbreiden naar uw applicatielandschap.

Conclusie

Zoals u ziet komt er nogal wat bij kijken bij de overgang van Windows7 naar Windows10. Het begint met fundamentele keuzes in strategie en ontwerp van de werkplek. Daarnaast moet het applicatielandschap tijdig onderzocht worden op eventuele problemen zodat die vroegtijdig aangepakt kunnen worden. U zult dus snel moeten starten met de voorbereidingen wanneer u nog met Windows7 werkt.


Meer weten over de digitale werkplek & werkplekvisie? Lees dan ook de informatie op onze pagina ‘Digitale Werkplek’.

 

2019 wordt het jaar van de digitale assistent

Google’s digitale assistent kan straks een restaurant voor je reserveren. Het zal het begin blijken te zijn van een nieuwe fase in de relatie tussen mens en machine. Straks kun je in de auto een doktersconsult doen met je telefoon: ‘Hey Google, hoe komt het dat ik de laatste tijd pijn in mijn bovenbeen heb?’

Mei 2018 vond Google I/O plaats, het jaarlijkse developers-evenement van de zoekgigant. De techreus maakte hierbij vooral sier met Google Assistant. Zo belde de digitale assistent zelf een Chinees restaurant om voor 19:30 een tafel voor vier personen te reserveren. Ondanks lastige vragen van de restauranteigenaar – of het niet op een ander tijdstip kon en of het per se vier personen moesten zijn – lukte dit. Wat Google hiermee feitelijk heeft laten zien is dat haar digitale assistent de Turing Test doorstaat: een computer die zo slim is, dat hij door een mens niet meer van een mens te onderscheiden valt.

Het is het ultieme voorbeeld dat spraakbesturing in combinatie met kunstmatige intelligentie niet alleen op het punt van doorbreken staat, maar vooral ook een enorme impact gaat hebben op ons dagelijks leven. 2019 wordt dan ook het jaar van de digitale assistent.

Ten eerste is dat vanwege het gemak. Geen ‘interface’ is natuurlijker en makkelijker dan spraak. Dus wie gaat nog muis, of toetsenbord gebruiken nu virtuele assistenten in staat zijn tot doorgaande en natuurlijke conversaties? Zeker als ook Google Assistant net als Siri vanaf eind 2018 Nederlands spreekt.

Maar belangrijker nog dan het gemak gaan het de schier oneindige gebruikstoepassingen worden die deze ontwikkeling mogelijk maakt. We moeten ons namelijk realiseren dat met het bellen van een Chinees restaurant, en het kinderen leren netjes ‘dankjewel’ te zeggen, Google tijdens het genoemde event slechts een tipje van de sluier oplichtte.

Dus App ontwikkelaars opgelet: Spraak in combinatie met AI gaat de komende jaren veel wildere en meer fundamentele toepassingen mogelijk maken. Straks kun je in de auto een doktersconsult doen met je telefoon: ‘Hey Google, hoe komt het dat ik de laatste tijd pijn in mijn bovenbeen heb?’ Ook kun je dan je digitale assistent vragen om financieel advies: ‘Hey Siri, wat zal ik doen met mijn dertiende maand om mijn pensioen aan te vullen?’

Dat gaat niet alleen enorme mogelijkheden creëren, maar roept tegelijkertijd gigantische ethische dilemma’s op. En dan heb ik het uiteraard niet over de discussie die na het Google event in de media woedde: moet een digitale assistent zichzelf aan de telefoon als zodanig kenbaar maken? Nee, veel belangrijker is de vraag of en hoe wij, als onze digitale assistent straks voor ons beslissingen neemt, deze beslissingen kunnen controleren. Waarom geeft m’n assistent me eigenlijk dit advies? En ook: is het eigenlijk wel in mijn belang of dat van Google of Apple? Neem de discussie over de door onder meer Facebook gecreëerde filter bubble die ging over het feit dat Social Media sites met algoritmes bepalen welke informatie jou wordt getoond en wat niet. In het voorbeeld van de digitale assistent speelt dat een nog veel prominentere rol.

Ik ben dan ook van mening dat we veilig kunnen stellen dat niet alleen 2019 het jaar van de digitale assistent wordt, maar dat we er vanaf nu elk jaar mee bezig zullen zijn.

 

Appril 2018: Apps als enabler voor veranderende business modellen

Anno 2018 is het gebruik van apps niet meer weg te denken. Hotels boek je gemakkelijk via Booking.com, bedragen verrekenen doe je snel via Tikkie en restaurants reserveer je direct via de app van Iens. Bedrijven van de toekomst spelen daar op in. Zo maakt de Rijksuniversiteit Groningen al gebruik van deze nieuwe ontwikkelingen door Tikkie te gebruiken als middel om collegegeld te innen en dit niet ‘ouderwets’ via email of post te doen.  Op deze manier fungeren apps als driver voor veranderende businessmodellen.

Tijdens het evenement Appril 2018 is getoond hoe deze ontwikkelingen worden versterkt door twee belangrijke technologische ontwikkelingen. Met spraakherkenning kan de bediening niet alleen sterk vereenvoudigd worden, ‘chatten’ sluit ook meer aan bij menselijke communicatie. Er zijn al apps die emoties herkennen in die spraak, handig voor bijvoorbeeld klachtafhandeling. De tweede is Augmented Reality, het verrijken van de werkelijkheid met kunstmatig gegenereerde beelden.

Nieuwe verdienmodellen

Ook blijkt de keuze voor apps steeds laagdrempeliger te worden. Hybride apps zijn in opkomst. Deze kunnen zowel op iOS het mobiele besturingssysteem van Apple als Android het systeem van Google draaien, waardoor de ontwikkelkosten lager zijn. En moderne functionaliteiten als spraakbesturing en andere AI-toepassingen zijn via zogenoemde API’s aan reeds bestaande apps toe te voegen.

Deze laagdrempeligheid biedt een scala aan nieuwe mogelijkheden voor bedrijven en organisaties in hun manier van zakendoen. Hiermee worden nieuwe verdienmodellen eenvoudig realiseerbaar. Een mooi voorbeeld hiervan is de ABN AMRO Tikkie app, waarmee de verrekening van een bedrag via een eenvoudig Whatsapp bericht wordt uitgevoerd. De bank pakt met deze mobiele dienst weer het rentevoordeel dat in het gewone betalingsverkeer is weggevallen.

Grip houden op app-landschap

Voor bedrijven en organisaties vormt dit een grote uitdaging: Een gestructureerde aanpak is noodzakelijk om te voorkomen dat er een ratjetoe aan apps ontstaat dat ik regelmatig in het desktop applicatielandschap aantref. Dat betekent een gemiste kans, ontevreden gebruikers en tijd- en geldverspilling.

Inventarisatie van de beoogde app doelgroep, een generieke app versus meerdere specifieke apps, en het formuleren van technologische uitgangspunten voor de app technologie, vormen de basiselementen van een dergelijke aanpak. Het borgt bovendien dat goed wordt omgegaan met de privacy van gebruikers en dat bedrijfsgevoelige informatie niet met IT-leveranciers zoals Facebook wordt gedeeld.

De laatste strijd

Kortom, op Appril 2018 was te zien dat apps steeds slimmer en krachtiger worden en daarmee alledaags in gebruik. Ik verwacht dat de komende jaren apps steeds meer veranderen in slimme digitale assistenten. De vraag is dan welke apps in deze evolutie als winnaar uit de strijd komen. Bijvoorbeeld: welke app wordt de beste binnenhuisadviseur? De app ‘IKEA Place’ toont nu alleen IKEA meubels, maar het is wachten op een app die meubelen van verschillende fabrikanten in jouw woonkamer kan laten zien. ‘Dus schat, hoe staat deze IKEA bijzettafel naast die Minotti bank die we gisteren in de showroom zagen?’

 

De 5 do’s van een architect in een agile team

Als architect heb je wellicht de neiging om alles vooraf uit te denken. Dit lijkt haaks te staan op de agile methode. Toch kan je wel degelijk ‘agile werken onder architectuur’. De vraag is alleen, hoe haal je het beste uit de twee werelden (agile werken onder architectuur)? En hoe treed je als architect op in een agile team? In deze blog geef ik je 5 do’s die je helpen je rol als architect binnen of buiten een agile team uit te voeren.

Agile begint in steeds meer organisaties zijn weg te vinden, net als het werken onder architectuur. Agile werken probeert met korte stapjes steeds meer waarde toe te voegen. Maar lijkt als nadeel te hebben dat overzicht en structuur ontbreken. Werken onder architectuur heeft de neiging om zich te evolueren tot een groot en allesomvattend documentatie-project, en daarmee een logge tool waarmee onvoldoende snelheid wordt behaald. Mensen hebben immers de neiging gestructureerd te willen werken, met als gevolg om alles vooraf uit te denken. Maar dit is vrijwel onmogelijk als het project groter uitvalt. Agile werken en werken onder architectuur hoeven elkaar niet in de weg te zitten, sterker nog ze moeten elkaar helpen om tot goede en onderhoudbare software te komen. Daarom deze tips voor de architect.

1 Kijk naar de toekomst vanuit de agile praktijk

De product-owner (PO) zorgt ervoor dat zijn product-backlog is uitgewerkt, maar hoe verder naar de toekomst hoe minder de items zijn uitgewerkt. Als architect moet je met de PO sparren over de backlog-items. Zodoende krijg je inzicht in de ontwikkelingen en ben je in staat keuzes te maken over de inzet van (standaard)componenten of ontwikkelpatronen op basis van principes, richtlijnen en afspraken. Daarnaast heb je als onderdeel van het team inzicht in de technische achterstand. Het is niet vanzelfsprekend dat de PO hiervoor aandacht heeft, doorgaans is hij afkomstig vanuit de business en zal een functionele focus hebben. Door nauw samen te werken met de PO kun je de technische achterstand bespreekbaar maken en laten opnemen op de product-backlog.

2 Schets (lean) kaders

Als architect in een agile-team sta je met één been in het team en met het andere been in de Enterprise Architectuur. Soms zorgt dit voor een onmogelijke spagaat. Door de principes te vertalen naar kaders voor je team(s), ten behoeve van concrete sturing, is het mogelijk om het team in de pas te laten lopen met de bedrijfskoers. Maar onthoud, lezen is als ontwikkelaar niet leuk, code schrijven wel, houdt de architectuur dus zo lean en mean mogelijk.

3 Ondersteun het team

Als architect hoef je niet bovenop het team te zitten, je moet ze dingen uit laten zoeken zodat hun werk nooit saai wordt. Maar wanneer ze inhoudelijk vastlopen moet je er als sparringspartner voor ze zijn. Belemmeringen op proces niveau worden door het team in overleg met de SCRUM-master opgelost, maar bij inhoudelijke belemmeringen speel je als architect een belangrijke rol. Door op een constructieve manier met het team te sparren probeer je het team weer op het goede spoor te zetten. Wees hierbij niet te vasthoudend aan de oplossing en de opgezette architectuur maar wel aan de opgestelde principes. Het kan voorkomen dat de uitwerking van het team, en de kennis die jullie opdoen, een herijking van de gemaakte keuze(s) vergen.

4 Bouw aan een kwaliteitscultuur

Als architect van het team moet je bij de start afspraken maken waarbij oog is voor de kwaliteitsbewaking. Ontwikkelaars zullen principes, richtlijnen en afspraken niet leuk vinden. Maar ze zorgen wel voor een continu leerproces en eenvoudiger beheer van de ontwikkelde code. Voorbeelden hiervan zijn: “indien er gebruik gemaakt wordt van authenticatie en autorisatie gebruiken we standaard X” (principe), “Voor de beveiliging van de applicatie gebruiken we de richtlijnen van het NCSC” (richtlijn) of “inchecken van code is alleen mogelijk wanneer unit-tests gekoppeld en uitgevoerd zijn” (afspraak). Hierbij moet in de architectuur ook stilgestaan worden bij onderwerpen zoals ontwikkelpatronen, hergebruik van componenten en compatibiliteit over teams.

5 Update de architectuur

Voorafgaand aan de sprint heb je met de PO afspraken gemaakt over de gewenste oplossing. Maar ook tijdens de sprint worden binnen het team keuzes en prioriteiten gemaakt. Deze keuzes moeten kort en bondig vastgelegd worden. Voor veel architecten is dit een uitdaging. Gebruik bij het vastleggen modellen die voor iedereen, dus niet alleen de ontwikkelaars, te doorgronden zijn (denk aan simpele procesmodellen, praatplaten en andere methodieken die zich hiervoor lenen). Hierdoor kun je de architectuur sneller vastleggen en in de toekomst sneller aanpassingen maken.

Conclusie

Wanneer je de 5 punten beschouwt merk je dat de architect in een agile team faciliterend werkt voor zowel de PO, het team, als over teams heen. Samen werk je aan de totstandkoming van het Minimum Viable Product (MVP). Het blijft belangrijk om als architect het project niet te vertragen, maar erop gebrand te zijn om uitdagingen aan te zien komen en ze te tackelen voordat ze tot problemen leiden. Mochten er gedurende het project toch problemen opkomen is het de uitdaging van de architect om snel en in overleg met de PO en het team een oplossing te vinden.

 

Stop met doormodderen en ga werken onder architectuur

Afgelopen jaar is gebleken hoe kwetsbaar onze infrastructuur soms is als gevolg van cyberaanvallen. Zo zorgde PETYA voor niet functionerende kranen bij de containerterminal van Maersk, en voor niet functionerende sorteermachines bij TNT. Ook zijn recent enkele banken onbereikbaar gebleken door een DDos aanval. Tot nu toe zijn veelal technische, en eraan gerelateerde organisatorische maatregelen, genomen om dergelijke cybersecurity dreigingen het hoofd te bieden. Echter, zo langzamerhand sijpelt het begrip door dat het reactief nemen van maatregelen niet afdoende gaat zijn in de toekomst, willen we de continuïteit van dergelijke infrastructuur kunnen garanderen. Hoe krijgen we onze Operationele technologie (OT/ICS/SCADA) nou echt goed beveiligd?

Lange termijn visie

Veel ICS/SCADA systemen zijn in het verleden ontwikkeld om een taak uit te voeren. De huidige ICS/SCADA systemen zijn veelal doorontwikkeld op basis van ontwerpen van hun voorgangers. Nooit is nagedacht over hoe het ICT landschap rondom deze systemen zou kunnen wijzigen. Het is nu wel duidelijk dat veranderingen snel gaan. Dit vraagt een heldere lange termijn visie ten aanzien van ICS/SCADA systemen en hun ontwerp voor: koppelingen met kantoorautomatisering, en dus met internet, koppelingen met ERP systemen, draadloze bediening; allemaal toepassingsgebieden die 10 jaar geleden nog niet werden meegenomen in een ontwerp, maar nu steeds meer relevant blijken! Een lange termijn visie over hoe ICS/SCADA systemen in de toekomst zouden moeten functioneren is dus onontbeerlijk. Zo’n visie leidt tot nieuwe (functionele en technische) requirements die meegenomen dienen te worden in nieuw uit te schrijven aanbestedingen. Uiteraard horen hier ook requirements bij ten aanzien van beveiliging en continuïteit.

Werken onder Architectuur

In de ICT van Kantoorautomatisering en automatisering van grote systemen met een administratieve functie is het al jaren normaal om te werken onder architectuur. Dit betekent dat de architect nadenkt over welke functionele en technische bouwstenen nodig zijn, hoe deze passen in de lange termijn visie, wat de onderlinge samenhang van de benodigde systemen is, welke koppelingen er nodig zijn en met welke standaarden de systemen functioneren. Kortom: architectuur biedt een goed overzicht in de samenhang van alle ICS/SCADA systemen. Het werken onder architectuur heeft een aantal belangrijke voordelen, ik noem er drie:

  1. Businesseisen, IT/OT eisen, ontwikkeling, inkoop, beheer en onderhoud van systemen worden goed op elkaar afgestemd;
  2. De bouwstenen die de ICS/SCADA systemen (gaan) vormen zijn zo beter door te ontwikkelen, omdat de architect van te voren heeft nagedacht over ontkoppeling in ‘kleinere’ en ‘aanpasbare’ eenheden die kunnen blijven samenwerken. Bij de doorontwikkeling van deze ‘aanpasbare eenheden’ speelt lifecycle management een belangrijke rol. De leveranciers en afnemers passen zich langzaam hierop aan, zoals met de ontwikkeling van bouwstenen en centrale netwerk oplossingen voor bediening en logische toegang, logging en antimalware. Het opknippen in kleinere eenheden maakt het mogelijk, om ook met andere leveranciers te werken die voor zo’n eenheid een oplossing bieden. Kortom, minder vendor lock-in.
  3. En last but not least: Een betere beveiliging van de ICS/SCADA systemen is mogelijk onder architectuur; omdat van te voren beter kan worden nagedacht, hoe de dreigingsbeelden kunnen worden vertaald in technische oplossingen, om deze te kunnen mitigeren.

Werken onder Architectuur, maar hoe dan?

Werken onder architectuur is niet nieuw. Dit betekent dat er al veel ervaring is, enkel niet (of minder) in de ICS/SCADA hoek. Een bekend raamwerk hiervoor is het architectuur raamwerk TOGAF. TOGAF biedt een structuur en governance processen waarlangs de architectuur bestuurd kan worden. Echter, het is hierbij nodig om TOGAF aan te vullen met best practices en standaarden voor architectuur en governance, zoals we die uit de ICS/SCADA wereld al kennen. Denk hierbij aan NIST (SP800-82), Centre for the Protection of National Infrastructure (CPNI), NCCIC/ICS-CERT en TOGAF, tot één toolbox verwerkt.

 

Innovatie in ketens: richt besluitvorming in buiten de grenzen van de programmaorganisatie

Het afgelopen jaar heb ik het genoegen gehad om programmamanager te zijn voor een ambitieus “bottom up” initiatief voor uitwisseling en –hergebruik van bodemgegevens (keteninformatisering) van overheid en netbeheerders. Er waren veel partijen betrokken zoals gemeenten en provincies maar ook tientallen (semi)private bedrijven. Op het moment van het schrijven van deze post is het programma tijdelijk gestopt: de opdrachtgevers zijn op zoek naar een manier om financiering en deelname weer vlot te krijgen. In deze blog reflecteer ik kort op de gebeurtenissen en hoe aanvullende maatregelen dit programma – en andere soortgelijke programma’s – kan helpen.

Baten en lasten

Het nut van het programma voor de deelnemers was zowel financieel als kwalitatief van aard. Inefficiëntie in werkprocessen, onnodige kosten en een betere informatiepositie waren de belangrijkste drijfveren om met dit initiatief te starten. Voor de overheid waren de financiële baten bescheiden, voor de (semi)private bedrijven waren deze juist doorslaggevend. De bijdrage in de kosten was daarom proportioneel met de financiële baten verdeeld. Alleen voor 2016 waren er middelen voor de programmaorganisatie beschikbaar. Deelname was vrijwillig, er was geen wettelijke eis. Kenmerkend voor het initiatief is dat de baten voor de een afhangen van de deelname door de anderen, het zogeheten netwerkeffect. Ander kenmerk is dat het neerzetten van een gemeenschappelijk platform en bijpassende organisatie en beheer slechts een deel van de lasten is. Elke deelnemende partij moet ook investeren in de benodigde verandering in de eigen organisatie en systemen.

Besturing van het programma

Het programma werd bestuurd door een programmaboard waarin al deze partijen een vertegenwoordiging hadden. Deze vertegenwoordigers brengen de kennis, ervaring en het gezichtspunt in van hun achterban.  Binnen bepaalde randvoorwaarden kan de programmaboard beslissen over koers en inhoud van het programma. Waar deze programmaboard niet over gaat zijn de investeringen die nodig zijn bij elk van de deelnemende organisaties, tenslotte zijn deze autonoom en is deelname vrijwillig. Waar deze programmaboard ook niet over kan beslissen zijn de benodigde middelen ter financiering van het programma. Voor een belangrijk deel moeten deze namelijk opgehaald worden bij diezelfde deelnemende partijen. Door de pluriformiteit en autonomie van de deelnemers ontbreekt een eenduidige programmaopdrachtgever.

De wal keert het schip

Lange tijd leverde bovengenoemde situatie geen probleem op. Velen onderschreven het doel van het programma gesterkt door een verder uitgewerkte positieve business case voor de keten. Er werd goede voortgang gemaakt in samenwerking met een deel van de belanghebbenden. Het werd steeds duidelijker hoe de gegevensuitwisseling en het benodigde platform eruit ging zien. Ook de besturing (governance) van het samenwerkingsverband kreeg nader vorm. Wat ook duidelijker werd is het bedrag dat nodig was voor daadwerkelijke realisatie (hoger dan initieel verwacht) en de periode waarvoor financiële middelen werden gevraagd (langer dan verwacht). Ook ontstond er aarzeling over deelname, partijen spraken expliciet uit dat “de business case voor hun niet werkt” versterkt door de indruk dat anderen er wellicht hetzelfde in stonden. Door het eerder genoemde netwerkeffect werd het vooruitzicht daardoor ongunstiger, vertrouwen in de samenwerking brokkelde af. Deze vicieuze cirkel kon door de programmaboard niet worden doorbroken. Tijdige financiering voor 2017 en verder bleef uit en het programma pauzeert nu terwijl de opdrachtgevers zoeken naar een oplossing. Feitelijk is er sprake van een impasse, er is niet tot een besluit gekomen, noch positief noch negatief.

Inrichten besluitvorming buiten de programmaorganisatie

Uiteraard zijn er vele factoren die bepalend zijn voor de ontstane situatie. De autonomie van de individuele partijen (geen verplichting, het is een “bottom up” initiatief) in combinatie met het ontbreken van een communicatie- en besluitvormingsstructuur waarmee met mandaat namens “alle partijen” kan worden besloten is m.i. de achilleshiel. In de programmaboard is dit niet op te lossen: het zou heel vreemd zijn dat op één onderwerp (het programma) er dwars op de bestaande afstemmings- en besluitvormingsstructuren een kleine delegatie bindend kan beslissen voor heel veel belanghebbenden. Het probleem moet dus opgelost worden bij de deelnemende partijen zelf, georganiseerd per doelgroep/achterban op basis van een overeengekomen proces en besluitvormingsmodel (unaniem, meerderheid, etc.). Bestaande koepels, verenigingen, werkgroepen en dergelijke waarin nu ook beleidsmatig wordt afgestemd en besloten spelen hierin een belangrijke rol.

Hoewel de inhoudelijke dilemma’s voor dit programma al vroeg waren onderkend is de consequentie van de ontbrekende besluitvormingsstructuur door de leden van de programmaboard te laat onderkend. Het gesprek over de dilemma’s blijft daardoor in een relatief kleine groep hangen, het duurt te lang om voortgang te bereiken, er ontstaat ruimte voor twijfel en op een gegeven moment is het te laat voor een tijdige oplossing.

De leden van een programmaboard moeten de mogelijkheid hebben om terug te vallen op een duidelijk besluitvormingsproces bij hun achterban dat voldoende snel aan te spreken is. Dat geeft ze meer gezag in de programmaboard en (zelf)vertrouwen dat ze namens hun doelgroep handelen. Mijn advies is dan ook om bij oprichting van een programmaorganisatie voor een vergelijkbaar initiatief – nog voordat zich een concreet probleem voordoet – ook de besluitvormingsprocessen te identificeren of in te richten die nodig zijn om verschillen van inzicht bij de achterban tot besluitvorming te brengen. Deze besluitvormingsprocessen (en de eisen die ze aan de programmaboard stellen) moeten voor alle typen belanghebbenden bij de programmaboard bekend zijn. Een programmaboard kan dan waar nodig een gemeenschappelijke probleemstelling en oplossingsrichting formuleren dat voldoet aan de criteria voor besluitvorming. De leden van de programmaboard kunnen deze dan ter advies en besluitvorming aan de eigen achterban voorleggen volgens een bekend proces en bekende tijdlijnen. Dan nog steeds kan een programma beëindigd worden, maar dat is dan het gevolg van een besluit en niet iets dat men overkomt.

Geen uniek probleem

Het geschetste dilemma speelt voor meer keten-/netwerkinnovaties (al dan niet met ICT) een rol. Gezien de voortdurende decentralisaties bij de overheid zal samenwerking in ketens en netwerken binnen de overheid en met marktpartijen alleen maar toenemen en daarmee ook het belang van een oplossing. De belangrijkste uitdaging daarbij is om tot een werkwijze te komen die aansluit bij de snelheid en daadkracht die dit soort programma’s vereist.

 

Hoe bied je weerstand aan cybersecurity dreigingen zoals PETYA?!

De wereld van Industriële Automatisering (IA) heeft steeds meer te maken met cybersecuritydreigingen. Afgelopen maand is gebleken hoe kwetsbaar onze economie is. De transportsector, de Rotterdamse haven (Maersk/APM) was prominent in het nieuws als gevolg van de cyberaanval PETYA. Tot nu toe zijn veelal technische maatregelen genomen om cybersecuritydreigingen het hoofd te bieden. De recente aanvallen bewijzen dat de getroffen maatregelen veelal niet voldoende zijn en zeker niet als deze ad-hoc worden genomen. Ik pleit voor een integrale oplossing waarbij organisaties werken aan de juiste technische maatregelen, cultuur & awareness-aanpakken en de juiste beheersmaatregelen nemen. Hoe dat werkt, leg ik uit in deze blog!

Wat zijn eigenlijk de redenen van het ‘kwetsbaar’ zijn?

1.       Wat zich afgelopen periode heeft geopenbaard, zijn de gevaren van ketenafhankelijkheden en risico’s in connectiviteit. Veel systemen in de industriële automatisering zijn steeds meer onderdeel van verbonden netwerken. ICT en ICS/SCADA worden steeds meer aan elkaar gekoppeld en daarmee (indirect) aan internet. Dit heeft een “lager” beveiligingsniveau tot gevolg.

2.       Daarnaast wordt bediening en besturing op afstand (denk aan bruggen, maar ook (karton)fabrieken en logistieke bedrijven) steeds meer ondersteund door een complexe koppeling van systemen binnen bedrijfseenheden (ERP/ICS besturing). Juist deze complexiteit brengt kwetsbaarheden met zich mee en maakt (technische) oplossingen lastiger te implementeren.

3.       Veel mensen (denk aan beheerders of operators) zijn vaak niet bezig met cybersecurity. Immers, hun aandacht gaat uit naar het te bedienen object. Logisch ook, want tot nu toe was er voor hen ook geen reden om hierover te hoeven nadenken. Een lage ‘awareness’ en een organisatiecultuur waarin weinig aandacht is voor cybersecurity draagt bij aan kwetsbaar zijn.

4.       De beheersmaatregelen op ICS-omgevingen lopen achter op de maatregelen die in de ICT-wereld van de kantoorautomatisering worden getroffen. Dit heeft tot gevolg dat beheersmaatregelen op IA-systemen onvoldoende zijn wanneer deze ICS-systemen worden gekoppeld met andere systemen in de organisatie of zelfs met het internet. Juist een ‘strak beheer’ draagt bij aan het voorkomen van kwetsbaarheden.

Hoe voorkomen we het platleggen van vitale ICS systemen?

De oplossing in het voorkomen zit ‘em dus in een integrale oplossing.  Een oplossing die tegelijkertijd inwerkt op de organisatie aan de hand van technische maatregelen, beheersmaatregelen, en het werken aan awareness en een cultuur waarbij mensen beter handelen naar dreigingen. Zo’n oplossing koop je niet in een product; dit vraagt een verandertraject die over deze drie thema’s veranderingen realiseert. VKA heeft ruime ervaring in het beter beveiligen van ICS omgevingen, waaronder in een groot programma met honderden IA-systemen en civiele constructies. Grofstoffelijk komen we de volgende stappen tegen, om een klein tipje van de sluier op te lichten:

·         Een scan waarbij ICT architectuur, beheer en cybersecurity in hun samenhang worden getoond. Op basis van een vaststaand normenkader bekijk je waar de gap zit met de gewenste situatie, om zo de juiste maatregelen te kunnen treffen.

·         De maatregelen worden geprioriteerd: uiteraard staan de quick wins bovenaan het lijstje. De rest wordt uitgewerkt via een programma/roadmap. Het opstellen van een dreigingsbeeld en het Werken onder Architectuur zijn hierbij belangrijke hulpmiddelen.

·         Tegelijkertijd werk je aan verbetering in de awareness van betrokkenen op de werkvloer. Door middel van trainingen en workshops zijn mensen te trainen om hun werk ‘veiliger’ uit te voeren.

 

Natuurlijk is geen oplossing 100% waterdicht. Mocht het toch gebeuren dat een dreiging realiteit wordt dan komen we terecht in de wereld van Business Continuity Management en Business Resilience. Maar hierover in een volgende blog meer….

 

Wet Open Overheid (WOO) vergt nu al voorbereiding

De Wet Open Overheid (WOO) wordt begin 2017 behandeld door de Eerste Kamer. Maar door de organisatorische en technische veranderingen die deze wet vergt voor overheidsorganisaties is het belangrijk om nu al bij de consequenties stil te staan. Door nu al rekening te houden met de toekomstige wettelijke verplichtingen is de organisatie beter in staat om, na inwerkingtreding, spoedig te voldoen aan de eisen van deze wet.

Half december heeft Minister Plasterk de door de Eerste Kamer gewenste Quick Scan naar de implementatiekosten van de WOO aan de kamer gestuurd. Uit deze Quick Scan komt naar voren dat bij inwerkingtreding van de WOO, er extra ICT-investeringen nodig zijn van vele honderden miljoenen euro’s. De geschatte kosten geven aan hoeveel werk eraan komt, en het is handig om daar bij nieuwe projecten direct rekening mee te houden.

Het tweede deel van de impact analyse, waarin o.a. provincies en gemeenten onderzocht worden, is in het eerste kwartaal gereed. De procedure voor de behandeling van de wetgeving in de Eerste Kamer gaat dan verder. Dit betekent dat de wet op zijn vroegst in 2018 in werking treedt.

Wat verandert er door de Wet Open Overheid (WOO)?

Met een mogelijke inwerkingtreding van de WOO zet de politiek de passieve informatieplicht om naar een actieve informatieplicht. Deze is als wettelijke verplichting opgenomen. Ook is in de wet opgenomen dat elke overheidsorganisatie een register moet bijhouden met alle informatie die in de organisatie voorhanden is. Indien de informatie beschikbaar is moet deze ook direct digitaal te openen zijn. Informatie in het register moet voldoen aan de wettelijke eisen voor privacybescherming en hoeft geen informatie te bevatten die in het kader van juridische opsporing van belang is. Ook zijn er uitzonderingen opgenomen voor persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren. Duidelijk is dat deze wet voor organisaties een enorme impact heeft op de organisatorische- en technische inrichting.

De organisatorische consequenties van de WOO

Het omdraaien van de informatieplicht vergt veranderkracht van de medewerkers. Medewerkers moeten met een andere mindset gaan werken. Zij dienen rekening te houden met het gegeven dat de informatie die zij gebruiken en/of creëren vroeg of laat door stakeholders ingezien wordt (bijv. door B&W of GS goedgekeurde nota’s, documenten die hieraan ten grondslag liggen en projectverslagen). Uiteraard geldt dit nu ook al in het kader van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB), echter met de WOO wordt dit belangrijker dan vroeger het geval was. Tevens moeten medewerkers informatie classificeren. Hierdoor wordt aan het begin van het creatieproces vastgelegd of de informatie deelbaar is. Trainingen zijn hierbij essentieel, omdat classificeren voor velen nog niet tot de standaard-werkzaamheden behoord.

De technische consequenties van de WOO

Het digitaal ter beschikking stellen van de informatie vormt voor organisaties ook op technisch vlak een uitdaging. Stakeholders die geen arbeidsrechtelijke relatie hebben met de organisatie krijgen op grond van de wet de mogelijkheid om documenten in te zien en te downloaden. Om diverse redenen (functioneel, security en financieel) is het niet wenselijk deze groep van gebruikers direct de informatie in de gebruikte bronsystemen te laten raadplegen. Dit betekent in veel gevallen de inrichting van een nieuw technisch platform om, na vaststelling van de informatie, de informatie direct te publiceren en voor het grote publiek beschikbaar te maken. Dit platform maakt het mogelijk om de informatie te delen, maar ook het bijbehorende register te creëren en actueel te houden.

Conclusie

De termijn waarop de WOO in werking treedt is nog niet met zekerheid te stellen. Maar de wens van de politiek en de maatschappij vergt van de overheid dat zij meer open en transparanter gaat optreden. Dit betekent dat de WOO in welke vorm dan ook voor organisaties een rol gaat spelen. Door hier vroegtijdig rekening mee te houden, bijvoorbeeld door in lopende of nieuwe projecten de organisatiekant of de ICT-architectuur intensief te belichten, en tevens door al met de technische implicaties rekening te houden, bespaart een organisatie veel geld wanneer de WOO opgelegd is. Want ik ben ervan overtuigd dat de WOO of een andere variant er vroeg of laat toch komt.

 

Orde in de chaos: structureren doe je zo!

Veel organisaties zijn in grote mate afhankelijk van ICT. Door deze afhankelijkheid is het inzicht in de onderlinge samenhang tussen de bedrijfsvoering en ICT componenten steeds belangrijker geworden. Maar veel organisaties zien door de bomen het bos niet meer.

De informatie over de business, de applicaties, de data en de technische infrastructuur is namelijk vaak beperkt vastgelegd. En als deze informatie al is vastgelegd blijkt deze verouderd te zijn, of niet te kloppen. Daardoor ontbreekt het niet alleen aan inzicht in de samenhang der dingen, maar ontbreekt het ook aan de informatie die essentieel is voor een goede besluitvorming. Het hebben van inzicht is dus voor meerdere doeleinden noodzakelijk.

Maar hoe bied je dit inzicht? In deze blog geef ik 4 tips om te structureren, orde in de chaos te brengen, en inzicht te bieden door middel van architectuur!

Tip 1: Gebruik een standaard modelleerwijze, een tool en een repository

Architectuur komt in vele vormen en visualisaties. In menig organisatie worden procesmodellen, data modellen, ArchiMate modellen en zelfs cartoons en filmpjes gebruikt. Al deze vormen van visualisaties kunnen een toegevoegde waarde hebben, maar gebruik daar waar mogelijk een standaard modelleertaal. Voorbeelden hiervan zijn BPMN voor procesmodellen, ERD/UML voor datamodelleren en ArchiMate voor het modelleren van architectuur.

Het modelleren met een standaard modelleertaal heeft namelijk als concreet voordeel dat het mogelijk wordt op een eenduidige manier te communiceren over een ontwerp en de toetsing daarvan. Ook is er tooling beschikbaar die het modelleren faciliteert en het beheer van de informatie en modellen ondersteunt.

Veelal is het daarin mogelijk om een “repository” aan te maken. Een repository kan het beste worden omschreven als een centrale plek waar de architectuurinformatie en modellen worden opgeslagen. Daarin is het mogelijk om de samenhang tussen de business, de applicaties, de data en de technische infrastructuur vast te leggen. Wel zo nuttig!

Tip 2: Beschrijf ‘just enough’ architectuur

Een model is een schematische weergave van de werkelijkheid. Het is daarbij verleidelijk om alles van die werkelijkheid weer te geven. Maar als de werkelijkheid complex en weerbarstig is, zal dit ook gelden voor het model. Een goede stelregel betreft: beschrijf niet de hele wereld, maar “just enough” voor inzicht, compliancy en besluitvorming. Daarmee bevat de architectuur just enough informatie zodat het zowel inzicht geeft in de (complexiteit van de) huidige situatie als dat het de veranderingen in de organisatie kan begeleiden.

Het is om die reden goed om vooraf te bepalen wat wel en niet wordt vastgelegd. Dat kan door een organisatie specifiek metamodel vast te stellen. Dat is vaak gebaseerd op een metamodel die meekomt met de gekozen modelleertaal. Voor de modelleertaal ArchiMate is het metamodel hier te vinden. Over het algemeen hebben de meeste organisaties behoefte aan de volgende type informatie:

Business architectuur:

  • Processen (bedrijfsprocessen, werkprocesen en processtappen);
  • Actoren en rollen;
  • De geboden diensten en/of producten;
  • Bedrijfsfuncties.

Applicatie- en informatie architectuur:

  • Applicaties (en per applicatie: de eigenaar, de leverancier, einde contractdatum en de kosten (Total Cost of Ownership (TCO));
  • Data (en per data object de Beschikbaarheid, Integriteit en Vertrouwelijkheid classificatie, de eigenaar van de data en het bronsysteem van de data);
  • Koppelingen tussen applicaties waarbij inzicht ontstaat in de techniek van de koppeling en de data die wordt uitgewisseld.

Technische infrastructuur:

  • Servers (applicatie-, database-, en licentieservers)
  • Netwerk en domeinen
  • Softwareversies (Windows 20XX, Oracle XX)

Uiteraard is meer informatie vastleggen mogelijk. Maar let daarbij wel op dat architectuur inzicht biedt in de samenhang der dingen. Het is dus geen middel om detaillistische (technische) ontwerpen te maken en/of om incidenten en problemen te registreren. Nimmer is het bedoeld om een CMDB (Configuratie Management DataBase) te vervangen. Een architectuur bevat daarom niet alle detailinformatie.

Tip 3: Verzamel informatie vanuit verschillende hoeken

Zelden is alle informatie bij één persoon of in één bron te vinden. Het verzamelen van informatie over de business, de applicaties, de data en de technische infrastructuur is dus het spreken van meerdere functionarissen en/of rollen met ieder eigen (domein) kennis. Denk daarbij aan business managers, proceseigenaren, functioneel beheerders, technisch beheerders maar ook leveranciers en derde partijen. Ook bronnen zoals beheerdocumentatie, een CMDB en een service management tool kunnen uitkomst bieden om informatie te vergaren.

Tip 4: Stel het beheer van de architectuurmodellen vast

Als de informatie eenmaal is uitgezocht, geclusterd, gemodelleerd en gevisualiseerd dan is het zaak om deze up to date te houden. Dat geldt natuurlijk ook voor de architectuurmodellen en/of de repository. Maak daarom afspraken over het beheer van de architectuurmodellen. Dat kan door iedere maand het architectuurmodel door te nemen met functioneel en technisch beheerders, wijzigingsmanagers en/of proceseigenaren om daarin de wijzigingen te bespreken. Een architect is daarbij verantwoordelijk voor het bijhouden van een actuele, betrouwbare en complete (ABC) repository.

Samenvattend:

Door het toepassen van bovenstaande tips kan in enkele dagen een bedrijfskritisch proces worden ontleed waarbij inzicht wordt geboden in het proces, de actoren, de ondersteunende informatievoorziening, de data die wordt vastgelegd en de onderliggende technische infrastructuur.

 

Plan beveiliging tactisch onder een security architectuur

Nederland krijgt steeds meer last van digitale criminaliteit. Zo luidde Staatssecretaris Klaas Dijkhoff afgelopen zomer nog de noodklok over toenemende en reële Cyberdreigingen. Ook het laatste dreigingsbeeld van het NCSC (Nationaal Cyber Security Center) laat een duidelijke groei zien van randsomware aanvallen en industriële spionage.

Om deze en andere cyberdreigingen te bestrijden is meer aandacht en middelen in de vorm van beveiligingsmaatregelen noodzakelijk. Maar, hoe voorkomen we dat organisaties vastlopen door al die beveiligingsmaatregelen en beveiligingsbaselines? Overzicht, inzicht en samenhang met beveiligingsmaatregelen is nodig om dreigingen te beheersen, of in ieder geval voorbereid te zijn op wat je moet doen als je gehackt wordt.

Security architectuur zorgt voor overzicht en samenhang

Middels een security architectuur wordt het transparant hoe beveiligingsmaatregelen efficiënt kunnen functioneren. Je slaat er namelijk een brug mee tussen dreigingen, wet en regelgeving, bedrijfsdoelstellingen, (informatie) beveiligingsbeleid en de nodige beveiligingsmaatregelen.

Hiermee ontstaat overzicht over de situatie en staan beveiligingsmaatregelen niet meer op zichzelf, maar in samenhang met bijvoorbeeld een geïdentificeerde dreiging of een eis uit de wet. Ook zijn beveiligingsmaatregelen zo doeltreffender en goed uit te leggen in de organisatie. Daarnaast ontstaat er overzicht, waardoor dubbele maatregelen en afhankelijkheden in beeld zijn.

Gebruik security architectuur als stuurmiddel

Informatiebeveiligingsbaselines (zoals de Interprovinciale Baseline Informatiebeveiliging- IBI en de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst- BIR) hebben de potentie om organisaties te overspoelen met beveiligingsmaatregelen. Het implementeren hiervan kan namelijk een kostbare zaak zijn omdat er vaak wijzigingen nodig zijn in de systemen, processen en organisatie. Het is daarom prettig dat je de security architectuur ook als stuurmiddel kan inzetten om beveiligingsmaatregelen tactisch te plannen. Zo is het mogelijk om de beveiligingsmaatregelen uit de security architectuur af te stemmen met roadmaps van lopende (en toekomstige) veranderingen. Op deze manier kunnen maatregelen stapsgewijs de cybersecurity resilliance verhogen. Hiermee voorkomt de security architectuur dat de organisatie door alle maatregelen ontregelt wordt.

De noodzaak voor beveiliging neemt verder toe

Nieuwe ontwikkelingen brengen nieuwe dreigingen met zich mee. Zo zorgt de komst van Internet Of Things (IoT) ervoor dat goedkope, minder beveiligde apparaten aan bestaande netwerken toegevoegd worden. Met alle gevolgen van dien. Het kan daarom verstandig zijn om een security architectuur uit te werken bij nieuwe ontwikkelingen.

 

Professionalisering IT: kwaliteit van binnenuit

Wat hebben een bouwkundig architect, advocaat, huisarts en register accountant met elkaar gemeen? Zo op het oog niet veel. Maar als je nauwkeuriger kijkt hebben ze allemaal verplichte en erkende opleidingen gevolgd en hebben ze zich moeten kwalificeren om hun titel te mogen voeren. Die titel is beschermd en in de wet verankerd. Ze onderwerpen zich aan een beroepscode en tuchtrecht. M.a.w. hun klanten weten wat ze mogen verwachten en kunnen een klacht indienen over de professionele prestaties als ze daarover niet tevreden zijn.

Hoe anders is het nog gesteld in de snelgroeiende wereld van adviseurs op gebied van informatisering en automatisering. Er is een breed aanbod van al dan niet geaccrediteerde opleidingen. Er zijn vele beroepsgroepen actief met eigen kwalificerende termen en soms een gedragscode. Maar tuchtrecht is er niet en van een beschermde titel is ook geen sprake. Je kunt uiteraard kiezen om een gerenommeerd bureau in de arm te nemen en er maar op hopen dat deze zijn naam niet te grabbel zal gooien. Of je overweegt goedkoop een leger aan zelfstandigen in te huren die de klus gaan klaren.

Als opdrachtgever heb je dus minder zekerheden over de kwaliteit en kennis van de adviseur die je vraagt om voor jou een advies op te stellen of een project inhoudelijk tot een goed einde te brengen. Daan Rijsenbrij, gerenommeerd architect in de digitale wereld, pleit er daarom voor om net als bij grote bouwprojecten de namen van de opdrachtgever, opdrachtnemer en architect te publiceren bij grote ICT projecten. Zodat je weet wie er verantwoordelijk zijn voor de realisatie van projecten.

Zou het niet mooi zijn als je als opdrachtgever bij de keuze van een ICT-adviseur/ informatievoorzieningsarchitect verzekerd kunt zijn van de wetenschap dat deze persoon:

  • Voldoet aan de kwalificaties door middel van een gerichte gecertificeerde opleiding en een beschermde titel (register);
  • Zijn kwalificaties onderhoudt door verplichte “bijscholing” of “ervaringspunten”;
  • Zich onderwerpt aan een gedragscode en tuchtrecht;
  • Vrij en onafhankelijk advies geeft, zonder last of ruggespraak en zonder enige vorm van belangenverstrengeling;
  • Een verifieerbaar track record heeft van opdrachten en ervaring.

Dat zou toch wel het minste moeten zijn dat we onze opdrachtgevers gunnen?

Natuurlijk zijn er goede en minder goede bouwkundig architecten, advocaten, huisartsen en register accountants. Maar ze moeten aan de voorkant wel eerst door een hoepeltje springen om hun beroep te mogen uitoefenen en zich permanent blijven bijscholen. Achteraf kun je ze ook aanspreken op een slechte prestatie.

De falende prestaties bij grote ICT projecten hebben tot nu toe vooral geleid tot extra toetsing van buiten naar binnen (rapportageverplichtingen, gateway review en BIT). Als beroepsgroep zouden wij ons beter moeten inspannen om de kwaliteit van binnen naar buiten te waarborgen en te voldoen aan (zelf) opgelegde normen!

Daarom in een volgende bijdrage een uitgebreider artikel over een gezamenlijk initiatief om hier een aanzet voor te geven.

 

Mobiel werken: ‘Nederlandse organisaties niet getroffen door beveiligingsincidenten’?

VKA heeft dit jaar voor de tweede keer een Nationale Mobility benchmark uitgevoerd. Hierin hebben we de actuele stand van zaken anno 2016 voor mobiel werken binnen organisaties in Nederland representatief en objectief in kaart gebracht. Een groot aantal van onze klanten en relaties heeft aan dit onderzoek deelgenomen en zij vertegenwoordigen in totaal circa 200.000 mobiele eindgebruikers. Mobile security is één van de onderwerpen die we in de benchmark hebben onderzocht. Dit levert interessante uitkomsten op.

66% denkt beveiliging op orde te hebben

Zo lijkt een ruime meerderheid van de deelnemers de beveiliging van hun mobiele landschap uitstekend op orde te hebben, want 66% geeft aan dat zich het afgelopen jaar bij hen geen informatiebeveiligingsincidenten direct gerelateerd aan het gebruik van mobiele apparaten heeft voorgedaan. Vorig jaar was dit percentage overigens nog 77%. Nu lopen organisaties natuurlijk niet met eventuele beveiligingsincidenten te koop, dus hoe moeten we deze cijfers interpreteren? Ik durf te beweren dat het realistisch is om aan te nemen dat de genoemde meerderheid weldegelijk te maken heeft met mobiele beveiligingsincidenten en slechts een kleine minderheid niet. De vraag is meer of men er überhaupt zicht op heeft, of dat men zich veilig waant omdat middelen om inzicht te verschaffen ontbreken?

Beveiliging vormt voor 75% de grootste uitdaging

Mijn stelling sluit aan op het gegeven dat bijna driekwart van de respondenten informatiebeveiliging van mobiele apparaten als de belangrijkste uitdaging voor Enterprise Mobility beschouwt. Dat zou zonder incidenten nogal merkwaardig zijn. Bij de meeste organisaties beperken de getroffen technische maatregelen zich tot het verplicht afdwingen van een pincode of wachtwoord, een automatische schermvergrendeling na inactiviteit en het op afstand wissen (remote wipe) van een apparaat in geval van diefstal of verlies. Maar zijn deze maatregelen voldoende?

Datalek?

Diefstal of verlies van een smartphone of tablet treft waarschijnlijk meer dan de 20% van de organisaties die dit in de benchmark meldt. Als het apparaat toegang biedt tot een zakelijk mailaccount en in de email persoonsgegevens zoals klantinformatie of medische gegevens zijn vastgelegd, is er niet alleen sprake van een beveiligingsincident maar tevens van een datalek met een meldplicht bij de Autoriteit Persoonsgegevens.

Indien een datalek wordt gemeld zal de autoriteit nagaan of er voldoende voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om het datalek te voorkomen. Bovengenoemde gangbare technische maatregelen lijken echter niet aan de door de autoriteit gehanteerde norm te voldoen, dus is er voor de meeste organisaties werk aan de winkel.

 

Benieuwd naar meer interessante uitkomsten van ons onderzoek? Het rapport is nu digitaal beschikbaar. Wilt u deze (gratis) ontvangen? Laat het ons hier weten.

 

‘Privacy by Architecture’ voor en door architecten!

De laatste maanden zijn (grote) datalekken geregeld voorpaginanieuws. Natuurlijk, sinds de komst van de ‘meldplicht datalekken’ en wetgeving die forse boetes mogelijk maakt bij datalekken, is de ‘nieuws factor’ van dit soort calamiteiten behoorlijk gestegen. Het dringt nu door in de maatschappij dat privacy toch echt een fundamenteel recht is dat we goed moeten beschermen. En omdat veel datalekken voortkomen uit (oude) systemen ligt hier zeker een uitdrukkelijke rol voor architecten.

De balans in augustus en september 2016: UWV lekt data 11.000 werkzoekenden; Dienst Terugkeer en Vertrek meldt gegevens van 23 Irakezen die terugkeren naar Irak na uitzetting; Gemeente Almelo (gegevens van 282 mensen); Yahoo: 500 miljoen (!) accounts; gegevens van 2 miljoen energie abonnees in NL; enfin, Google zelf ook maar eens.

Soms zijn dergelijke organisaties een gericht doelwit van ervaren hackers. Geen enkele beveiliging is 100% waterdicht en als een kwetsbaarheid is gevonden, is de hack een feit. Veel vaker heeft een organisatie of leverancier domweg niet goed nagedacht over hoe de informatievoorziening veilig en privacy vriendelijk kan worden ingericht. En dat past gewoon niet meer bij deze tijd. Al was het maar omdat artikel 13 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens stelt dat organisaties passende technische en organisatorische maatregelen moeten treffen. Maatregelen die zijn gebaseerd op gegevens beschermende principes en concepten als Privacy-by-design en Privacy-by-default.

Dit alles heeft natuurlijk een direct raakvlak met het werk van architecten! De grondhouding ten aanzien van het gebruik van (persoons)gegevens moet veranderen en het privacy bewustzijn van de architect moet omhoog. Architectuurontwerpen dienen aantoonbaar rekening te houden met wet- en regelgeving, en de privacy van personen te beschermen.

Architecten moeten dus direct van het begin af aan al rekening houden met het recht op privacy in architectuurontwerp. Gegevens beschermende beginselen als Privacy-by-design en Privacy-by-default worden standaard gehanteerd. Concepten als minimaal persoonsdata verzamelen, snel en veilig verwijderen na gebruik, het vermijden van kopieën, datakwaliteit en data lineage, kwaliteitsbewaking bij systeemontwikkeling, en beperken van gebruik van persoonsdata moeten meer top-of-mind komen en zullen een onmisbaar onderdeel van het architectuurontwerp worden.

Wat is de kennis die de architect hiervoor nodig heeft? Kennis van Cybersecurity – risico’s en dreigingsbeelden, kennis van beveiligingsconcepten, -mechanismen, -beleid en -kaders, kennis van wettelijk kaders – weten wat privacygevoelige gegevens zijn en de voorwaarden voor correcte verwerking. Vervolgens moet de architect in staat zijn om concepten als dataminimalisatie, linkability, anonimisering en dataretentie toe te passen in het architectuurontwerp. Dit alles natuurlijk aantoonbaar vastgelegd in architectuurontwerp en aanpalende documentatie.

Enkel met deze houding en de juiste kennis is een architect in staat om architecturen te maken die niet alleen voldoen aan wetgeving maar ook ons recht op privacy beschermen!

 

Technische Infrastructuur vraagt specifieke Governance

In de praktijk doen organisaties te weinig aan ‘governance’ bij de inrichting en doorontwikkeling van de Technische Infrastructuur. En dit moet anders!

De Technische Infrastructuur is bij veel organisaties eigenlijk de gemeenschappelijke nutsvoorziening voor de informatievoorziening. Ontwikkeling en onderhoud van de Technische Infrastructuur is in de praktijk vooral een aangelegenheid van de IT-afdeling. Gegeven het belang van een goed functionerende Technische Infrastructuur voor de organisatie is het eigenlijk opmerkelijk dat ‘de business’ niet op de een of andere wijze toch structureel betrokken is bij (doorontwikkeling) van het ICT-fundament van de organisatie. Dit pleit voor een governance model op de Technische Infrastructuur waarbij de business expliciet een rol krijgt.

IT afdelingen faciliteren de organisatie met goede Technische Infrastructuur. Hiertoe maken zij jaarlijks plannen voor verbeteringen, innovaties en doorontwikkeling om dit in goede banen te leiden. De ICT afdeling maakt zelfstandig veel keuzes bij de investeringen over de inrichting van de Technische Infrastructuur.

ICT governance is het geheel aan maatregelen dat een transparante besluitvorming binnen een organisatie waarborgt waar het ICT betreft. Dit zodat, naast het voldoen aan wettelijk eisen, de ICT waarde toevoegt aan de business, resources optimaal worden benut, en risico’s worden beheerst. Veel organisaties kennen wel iets dergelijks, met name als het gaat om de processen en de applicaties die gebruikt worden. De business is echter in de praktijk veelal maar beperkt betrokken bij ontwikkelingen met betrekking tot de centrale serversystemen, opslagsystemen en netwerken. Dialoog -en vaker discussie of zelfs ruzie- ontstaat pas als er knelpunten in de Technische Infrastructuur (dreigen te) ontstaan of als er (grote) investeringen nodig zijn. Een voorbeeld: de ICT afdeling denkt bij investeringen in nieuwe Technische Infrastructuur aan de aanschaf van Thin Clients. ‘Een mooie reductie in kosten’, denkt de IT afdeling terwijl later blijkt dat de business niet meer aan video conferencing met haar klanten kan doen. En dan zijn de rapen gaar…

Technische Infrastructuur wordt door de organisatie, juist vanwege de technische aard, gezien als iets waar vooral de technische specialisten zich maar mee moeten bemoeien. Zij moeten maar de keuzes maken. De ICT governance met betrekking tot de Technische Infrastructuur wordt daardoor in de praktijk vaak maar eenzijdig ingevuld. Business is nauwelijks betrokken en laat zich ook maar nauwelijks betrekken.  En dit moet dus anders, want de gekozen technologie en inrichting van de Technische Infrastructuur bepaalt in sterke mate:

  • de wendbaarheid: het vermogen om functionaliteit te veranderen;
  • de schaalbaarheid: het vermogen om capaciteit te verhogen of te verlagen;
  • de betrouwbaarheid: de mate waarin de ICT voorspelbaar gewenst gedrag vertoont;
  • de robuustheid: het vermogen om te herstellen van verstoringen van de informatievoorziening tegen een belangrijk deel van de IT kosten.

Deze niet technische aspecten bepalen voor een belangrijk deel het succes van de Technische Infrastructuur, de informatievoorziening, en daarmee ook voor een deel het succes van de organisatie als geheel.

Organisaties moeten daarom, als onderdeel van de ICT governance, expliciet zorgen voor een Technische Infrastructuur governance. Deze governance kent de volgende kenmerken:

  • Het is de verantwoordelijkheid van zowel bestuurders als managers en maakt deel uit van de Corporate Governance.
  • Het stuurt, volgt en evalueert de management organisatie. Het is echter geen dagelijks management!
  • Het is een repeterend proces met regelmatige interacties tussen business, ICT en board. Het is dus geen eenmalige gebeurtenis.
  • Het governance model voor de Technische Infrastructuur leidt je af uit de gebundelde business doelstellingen. Dit betreft o.a. procesdoelen en activiteiten die de Technische Infrastructuur verbindt aan voor de informatievoorziening en business relevante kenmerken.

Technische Infrastructuur vraagt een specifieke governance. Ja, het is best technisch, maar dat ontslaat bestuurders, businessmanagers en IT specialisten niet van de verplichting hierin samen op te trekken. Bij veel organisaties is dit nog een witte vlek, terwijl er voldoende best practices, aanpakken en tooling voorhanden is om deze vlek weg te poetsen en de Technische Infrastructuur van uw organisatie beter aan te laten sluiten bij uw business doelen. En welke bestuurder wil dat nou niet!

 

Cybersecurity dreigingen industriële automatisering (ICS/SCADA)

De wereld van Industriële automatisering (IA) heeft steeds meer te maken met cybersecurity dreigingen. Niet alleen buitenlandse kerncentrales zijn al gehackt, maar ook de eerste objecten van onze vitale infrastructuur. VKA heeft daarom een multidisciplinaire aanpak ontwikkeld om IA naar het gewenste hogere niveau te tillen.

Waterkeringen, chemische fabrieken, sluizen, bruggen en energiecentrales: al deze installaties maken gebruik Industrial Control Systems. Industriële Automatisering (IA) speelt een belangrijke rol bij besturing, bewaking en rapportage.

De systemen zijn steeds meer onderdeel van netwerken. Bruggen kunnen tegenwoordig op afstand worden bediend, en de systemen van verschillende fabriekslocaties worden aan elkaar gekoppeld om te komen tot centrale monitoring en rapportage.

Deze ontwikkeling van eilandoplossingen richting gedistribueerde systemen en (landelijke) IA-netwerken brengt nieuwe risico’s met zich mee voor veiligheid en beschikbaarheid. Infrastructuur en industrie is kwetsbaar geworden voor hacking, spionage en mogelijk zelfs terrorisme. In Zeeland is reeds een gemaal gehackt en in het buitenland hebben aanvallen plaatsgevonden op grotere installaties, zoals een waterzuivering in de VS en kerncentrales in Iran.

Kantoorautomatisering (KA) en de daarin draaiende bedrijfssystemen en hun koppeling met internet zijn door deze zelfde dreigingen intussen sterk geëvolueerd met anti-virus, firewall en logische toegangsoplossingen en IT-beheerorganisaties. De industriële automatisering moet ten aanzien van cybersecurity echter nog een hele inhaalslag maken.

Gelukkig groeit de awareness ten aanzien van risico’s in IA omgevingen en komt het onderwerp steeds meer op de agenda te staan van het management. De markt is rijp voor het nemen van beheersmaatregelen tegen de genoemde cybersecurity risico’s.

Onze conclusie is dat er een aanpak nodig is die gebaseerd is op een eigen visie op Industrial Control Systems (ICS/SCADA) op het gebied van security, performance, structuur, ofwel (security) architectuur. Het antwoord is een multidisciplinaire benadering. Wij brengen de elementen in hun samenhang bij elkaar van ICT architectuur, –beheer en cybersecurity en vertalen hierbij de theorie en eerdere ervaringen naar praktische en passende oplossingen. Wij begeleiden de noodzakelijke cultuurverandering ten aanzien van informatiebeveiliging.  (Werken onder) Architectuur en (het opstellen van) dreigingsbeelden zijn enkele belangrijke instrumenten voor onze inbreng.

Het resultaat is een verlaging van de risico’s ten aanzien van cybersecurity, beschikbaarheid en performance, en een verhoging van de slagvaardigheid wanneer dreigingen zich manifesteren.

VKA past deze aanpak al enige jaren succesvol toe bij onder andere Rijkswaterstaat.

Werken onder architectuur betekent ook het verleden kennen

Een huis verbouw je niet zonder goed plan. Wie voor een uitbouw kiest, zorgt ervoor dat de uitstraling ervan past bij het ontwerp van het huis. En voordat het daadwerkelijk verbouwen begint, kijkt de aannemer waar water en elektriciteit lopen, en of er geen dragende muren worden gesloopt.

Hoe logisch deze manier van werken ook klinkt, bij het veranderen van bedrijfsvoering en ICT gaan organisaties vaak minder secuur te werk. Veel organisaties focussen bij veranderingen namelijk alleen op de toekomst: ze ontwerpen een oplossing die voorziet in hun behoeftes, maar kijken niet naar de impact hiervan op de rest van de bedrijfsvoering. Oftewel: ze vergeten te kijken waar water en elektriciteit lopen, en of ze geen dragende muren slopen.

Toch claimen ook deze organisaties dat ze ‘onder architectuur’ werken. Ze hebben de verandering immers ontworpen op basis van hun principes en kaderstellingen …

Uiteraard is het belangrijk om te ontwerpen vanuit principes en kaderstellingen, maar werken onder architectuur betekent ook dat je de huidige situatie door en door kent zodat je de impact van de verandering kunt bepalen. Kortom, je wilt de afhankelijkheid kennen tussen bijvoorbeeld de processen en applicaties. Dit kan je doen door het maken van een schematische weergave van de huidige situatie. Modelleerconventies zoals ArchiMate bieden hier een oplossing voor.

Vanuit een schematische weergave kun je namelijk relatief eenvoudig analyses uitvoeren, bijvoorbeeld een probleemanalyse. Zo ontstaat er een goed beeld van de context waaronder je de verandering door gaat voeren. Nog voordat je vaststelt of de oplossing voldoet aan de principes en kaderstellingen. Hierdoor zorg je ervoor dat de geboden oplossingsrichting ook daadwerkelijk bijdraagt aan het behalen van je doelstellingen.

Na het bepalen van de oplossingsrichting kan je op basis van deze weergaves, impact- en risicoanalyses uitvoeren. Hierdoor breng je de impact van de verandering in kaart en zorg je ervoor dat deze niet van invloed is op de huidige situatie. Zo ontgaat het je bijvoorbeeld niet dat ook andere bedrijfsonderdelen gebruik maken van de te vervangen applicatie. Of dat je koppelingen met de te vervangen applicatie over het hoofd ziet die in stand gehouden moesten worden. Nu creëer je een goed geplande verbouwing.

Het in kaart brengen en vastleggen van je huidige architectuur zorgt ervoor dat je deze analyses snel en gegrond kan uitvoeren. Hierdoor voorkom je verrassingen tijdens het uitvoeren van projecten, dit scheelt een hoop tijd, energie en kosten. Zowel de opdrachtgever als de architect hebben hier dus baat bij. Echter, de opdrachtgever moet het willen en de architect moet het kunnen!

Architecten innoveer!

Organisaties worden geconfronteerd met steeds meer nieuwe en soms disruptieve technologieën. De architect speelt een cruciale rol om hiervan de vruchten te plukken. Dit vergt van hem een mindset waarin verbinden centraal staat.

De afgelopen decennia kwamen er enorme veranderingen op IT-afdelingen van organisaties af. Begin jaren ‘90 met de introductie van computers. Gevolgd door de introductie van het World Wide Web eind jaren ‘90. Het laatste decennium zagen we onder het mom van het nieuwe werken concepten als tijd-, plaats- en device onafhankelijk werken ontstaan. De komende jaren staan IT-afdelingen voor nog meer en grotere uitdagingen. Concepten als Big Data en Predictive Analysis, the Industrial Internet of Things en kunstmatige intelligentie moeten worden geïmplementeerd binnen de bestaande of nieuwe infrastructuur.

Het belang van uitproberen
De mogelijkheden die de hiervoor genoemde technologieën bieden zijn groot. In sommige gevallen is echter niet direct aan te geven hoe uw organisatie het meest kan profiteren van deze technologie. Het is daarom belangrijk deze innovaties uit te proberen en niet tegen te houden. Het hogere management krijgt op deze manier de kans om te zien welke nieuwe business modellen deze technologie ondersteunt. Ook is de business in de gelegenheid te onderzoeken welke veranderingen nodig zijn wanneer de innovatie geïmplementeerd wordt. En voor de IT-afdeling is het uitproberen van de innovatie noodzakelijk om te zien welke veranderingen de innovatie in het IT-landschap met zich meebrengt.

De gewenste rol van de architect
De architect speelt hierin een belangrijke rol, omdat hij de brug vormt tussen de business en de IT-afdeling. Nu deze ontwikkelingen in de IT steeds sneller gaan zal hij zich meer en meer moeten ontwikkelen tot een trendwatcher. Alleen zo kan hij helpen nieuwe technologieën te identificeren en begrijpbaar te maken voor de organisatie. Hiervoor zal de architect met alle interne en externe stakeholders moeten samenwerken en hen mee moeten nemen in de verwachte mogelijkheden van de nieuwe technologie. Zo krijgt de architect tevens inzichtelijk welke aanpassingen er in de bedrijfsarchitectuur nodig zijn om de innovatie in gebruik te gaan nemen.

De praktijk is weerbarstiger
In tegenstelling tot voorgaande zien architecten in veel organisaties zichzelf als poortwachters. Zij willen vaak eerst nagaan of de technologie gebruikt kan of mag worden. Ook hebben architecten de eigenschap om van de innovatieve technologie eerst de gehele architectuur in uitgebreide documenten te beschrijven. Met als gevolg dat de innovatie niet of pas zeer laat uitgeprobeerd wordt. Hierdoor kan het voorkomen dat de organisatie niet zo wendbaar is als men wil, en concurrentiekracht verliest.

Wat moet de architect dan wel doen?
Kortom, in een steeds sneller innoverende wereld wordt een andere mindset van de architect gevergd. De architect stelt zich hierbij op als verbinder die vooral de kansen wil uitproberen die nieuwe technologie biedt voor de organisatie. Door te werken met kleine en snelle pilots wordt een snelle introductie van de nieuwe technologie bij de business gerealiseerd. Dit zorgt er tevens voor dat de consequenties voor de architectuur snel duidelijk zijn, die hij zal moeten vastleggen in beknopte en toegankelijke documenten. De architect blijft zo betrokken bij de innovaties die daadwerkelijk worden omgezet tot ‘going concern’ en heeft de fantastische rol deze ook te initiëren.

Een dataslanke organisatie is een fittere organisatie!

Organisaties verzamelen steeds meer data op zoek naar betere bedrijfsvoering en nieuwe dienstverlening. Te veel data maakt echter dik en ongezond. Deze data obesitas leidt tot hoge beheerlasten en een toenemend risico op datalekken. Organisaties moeten leren data weg te gooien om weer in control te komen over de eigen data. Na lean processen, een pleidooi voor lean data.

In vroegere tijden toen we als jagers-verzamelaars over de Afrikaanse steppe scharrelden, werd ons verzamelgedrag gedreven door schaarste. Alles wat eetbaar was of anderszins nuttig voor primaire levensbehoeften, werd verzameld en meegenomen. Je wist tenslotte nooit wanneer het van pas zou kunnen komen.

Fast forward naar vandaag. Het gedrag van veel organisaties vertoont een treffende gelijkenis met deze vroegere situatie. Vervang voedsel door data en je hebt organisaties die de omgeving – het internet – afstruinen naar data. In een tijd van Big Data en Analytics lijkt data de primaire levensbehoefte van organisaties. De hoeveelheid data blijft maar groeien en is overal en altijd beschikbaar. Organisaties kunnen er geen genoeg van krijgen en verzamelen zich suf. Je weet tenslotte nooit… Met als ultieme droom een eigen datameer, de bron van alle kennis en wijsheid binnen de organisatie. Hoezo schaarste?

Technisch zijn er bijna geen grenzen, opslagkosten dalen, verwerkingscapaciteit stijgt, toegang is overal en altijd. Businesswise lijken organisaties gedwongen door concurrentie ook steeds meer data te verzamelen. Hoe meer data hoe beter de dienstverlening, en hoe fitter de organisatie voor de concurrentieslag. Het lijkt wel of deze data obesitas ogenschijnlijk leidt tot een fittere organisatie. Maar is dat ook echt zo?

Natuurlijk kleeft er ook een nadeel aan de verzamelwoede van organisaties: bijvoorbeeld die ene klant die genoeg heeft van de agressieve marketing of het gevoel van inbreuk op zijn of haar privacy.  De echt grote gevaren schuilen echter in het weglekken van de data: ‘data leakage’.

En hier gaat de vergelijking tussen voedsel en data op enkele essentiële eigenschappen mis: data is te kopiëren, het bederft niet en de verzameling groeit alleen maar. Het weglekken van data is een inbreuk op de privacy als het om persoonsgegevens gaat en een nachtmerrie als het om bedrijfsgevoelige data gaat. Omdat data eenvoudig te kopiëren en inzage de data niet aantast, is deze vorm van diefstal lastig detecteerbaar. Het voorkomen van data leakage legt de lat hoog voor adequate informatiebeveiligingsmaatregelen. Maatregelen die bovendien mee moeten gaan met de tijd (voortgang in technologie) en dus niet alleen initiële kosten met zich meebrengen maar ook permanent in de beheerlast mee wegen. Kosten die ook nog eens toenemen met de omvang van de dataverzameling.

Al met al genoeg reden om eens goed naar de dataverzameling van je eigen organisatie te kijken. Wat heb je nog echt nodig? En wat is ballast? Daarbij is het onderscheid naar persoonsgegevens en andere gegevens natuurlijk belangrijk. In de praktijk blijkt het overgrote deel van de opgeslagen gegevens persoonsgegevens volgens de wet. En hoe groter de dataverzameling, des te sneller is met een slimme combinatie van data, deze te herleiden naar natuurlijke personen. Precies wat vanuit Big Data kant wordt gepredikt als voordeel, blijkt nu een achilleshiel vanuit perspectief van beveiliging. Met een kleinere dataverzameling wordt de beheersing van de kwaliteit van de data weer mogelijk. En betere kwaliteit data levert betere waarde in bedrijfsvoering en dienstverlening.

Kortom bij deze een pleidooi om de verzamelwoede in toom te houden en eens echt goed te kijken naar je dataverzameling. Hoe ziet het datalandschap eruit? Welke data heb je afgelopen jaar echt gebruikt? En waarvoor? Welke data mag je gebruiken vanuit wet- en regelgeving, en voor hoe lang?

Wat is de kwaliteit van besluitvorming op basis van mijn data? Welke risico’s loop ik met het bewaren en gebruiken dan de data? Oftewel wat heb je echt nodig en wat kan overboord en definitief worden verwijderd. Een dataslanke organisatie is een fittere organisatie!

De architect is de onmisbare duizendpoot in een scrum team

Een van de principes van het Agile manifesto luidt: “The best architectures, requirements, and designs emerge from self-organizing teams. Een architect zorgt voor verbinding in, en tussen, de zelfsturende teams. Maar ook voor commitment aan de vastgestelde architectuur principes en richtlijnen van de organisatie. In de praktijk wordt de rol van solution architect vaak vergeten in scrum teams, terwijl de rollen ‘ontwikkelaar’ en ‘tester’ wel expliciet worden benoemd. De rol van de solution architect is een essentiële en onmisbare rol binnen een Scrum team.

Bij Scrum heeft de product owner de rol om verbinding te maken met verschillende stakeholders. Dit zal hij voornamelijk doen vanuit zijn eigen functie vanuit de business. Daar zitten immers zijn roots en DNA. De verbindende factor op ICT-gebied en tussen de business en ICT, de architect, wordt in veel gevallen buiten het team gelaten. Hierdoor ontstaat er, geen tot weinig, interactie met andere scrum teams en/of  te weinig interactie tussen business en ICT binnen de organisatie.

Het toevoegen van een solution architect aan een Scrum team loont altijd. Zeker in een Agile omgeving, aangezien wensen en prioriteringen mogen veranderen, maar wel impact hebben op de ontwikkeling van de informatievoorziening. Een solution architect kan snel de impact van de wijzigingen aangeven. Hierbij is het belangrijk om de solution architect de schakel te laten zijn tussen de bouwers van de oplossing, en de product owner.

Het toevoegen van een solution architect aan een Scrum team heeft verschillende voordelen. Zo kan deze architect, net als de business analist, functioneren als rechterhand van de product owner. Bijvoorbeeld bij het uitwerken van de product backlog items, zodat ze ‘ready for sprint’ zijn. Ook kan hij direct daarna de requirements uitwerken naar een technische oplossing. Hierdoor kan de product owner betere keuzes maken en beter prioriteren.

Een ander voordeel is dat de solution architect door het maken van architecturen vooruit werkt op het team. Van hem wordt verwacht dat er ‘just enough’ design wordt gemaakt voorafgaand aan de sprint. In dit design worden bijvoorbeeld keuzes gemaakt als: Wat voor type applicatie wordt er ontwikkeld, een web app, mobile app of werkplek app? Daarnaast zal de solution architect altijd kiezen voor software en applicaties die al door de organisatie gebruikt worden. Hierdoor zal het team ook voldoen aan de door de organisatie vastgestelde architectuurprincipes en richtlijnen.

Naast het maken van keuzes is de solution architect ook de kwaliteitsmanager voor het team. Hij is de inhoudelijk vraagbaak voor het team, en zet de lijnen uit voor de verwachtte kwaliteit. Denk hierbij aan de verwachte methode van het vastleggen van code, het voorschrijven van best-practices voor het opstellen van code en het veelvuldig en gecoördineerd testen van nieuwe programmatuur.

Al met al voegt een solution architect meer waarde toe, dan men in eerste instantie zou verwachten. De vraag moet dan ook niet zijn of architecten in een Scrum ontwikkeling betrokken moeten worden, maar hoe.

Drieluik – 3: Waarom maken ICT projecten geen bouwtekeningen in AutoCad?

Afgelopen nazomer kwam het rapport Elias ‘naar grip op ICT’ uit om het probleem dat ICT-projecten niet op orde zijn aan te pakken. Het rapport geeft als belangrijke aanbeveling de oprichting van het BIT: Bureau ICT Toetsing. Het advies om een nieuw controle-instrument, het BIT, in het leven te roepen roept veel vraagtekens op. Binnen de geopperde aanbevelingen pleit VKA voor de positie en rol van een onafhankelijke Informatievoorzieningsarchitect. Naast deze rol is ook het gebruik van een visualisaties en modellen een kans om het project te dwingen in alle details na te denken over zaken als functionaliteit, haalbaarheid, schaalbaarheid, etc. Waarom gebruiken we in ICT projecten eigenlijk geen autocad om een bouwtekening te maken?

Het voorstel van VKA is om een samenhangend stelsel van drie aanbevelingen in te voeren. De aanbevelingen zijn gebaseerd op een drieluik van deskundigheid, onafhankelijkheid en transparantie.

De drie aanbevelingen zijn:

  1. Invoering van onafhankelijke Informatievoorzieningsarchitect
  2. Instelling van een Specialistenteam
  3. Visualisatie ICT-project

In deze blog leg ik uit hoe VKA de visualisatie van een ICT-project ziet en de vervolgstap Hoe nu verder. De punten 1 en 2 komen in twee separate blogs aan bod.

Visualisatie ICT-project

Rapportages van ICT-projecten kunnen onvoldoende doorgrondelijk zijn vanwege hun inhoudelijke specialisme en ingewikkeldheid. Opdrachtgevers en leden van de stuur-, project- en andere groepen kunnen moeite hebben om de dikwijls omvangrijke hoeveelheid informatie en alle aspecten die daarin aan de orde voldoende te doorzien.

Daarom is er een ontwikkeling gaande om door middel van visualisaties, artist impressions, illustraties en modellen een zichtbare en voor iedereen (ook leken) heldere voorstelling te geven van iets wat in gedachten bij het ontwerpen bestaat of in werkelijkheid wordt uitgewerkt dan wel in planning is om te worden gebouwd.

Visualisaties zijn te gebruiken als ontwerp en als communicatie instrument. Zij maken het mogelijk om overkoepelend inzicht te geven op welke wijzen de doelstellingen van het ICT-project gerealiseerd gaan worden, de werking van het systeem eruit zal gaan zien, en hoe de verbeteringen ingevuld gaan worden. Visualisaties kunnen helpen om het inzicht van de consequenties bij de besluitvorming te verduidelijken en helpt de beslissers bij hun oordeelsvorming. Tevens geeft het de mogelijkheid om in alle openheid de omgeving inzage te geven wat er gaande is.

Voor de Informatievoorzieningsarchitect en het Specialistenteam levert het werken met visualisaties een cruciale bijdrage om het pakket van eisen en de werking van het systeem goed scherp te krijgen. Het maken van visualisaties vraagt namelijk om een precisie in het uitwerken van datgene wat wordt bedacht en is daarmee een perfect instrument om het denk- en ontwikkelproces aan te scherpen.

Zoals bij het ontwerpen van gebouwen en inrichten van omgevingen 3D-visualisaties (driedimensionaal, diepte, breedte en hoogte) een goede voorstelling van zaken geven van de toekomstige situatie kan dat ook ten aanzien van het ontwerpen en bouwen van ICT-systemen en de werking daarvan. Om tot een structurele verbetering te komen zouden allerlei visualisaties onderdeel van het instrumentarium van het ICT-project moeten worden.

Ten slotte, de vervolgstap Hoe nu verder

ICT en informatica zijn nog jonge domeinen die volop in beweging en ontwikkeling zijn. Op veel plaatsen ontbreekt het nog aan kennis en kunde. De kloof tussen beleid en uitvoering komt op het gebied van ICT nog sterker naar voren. De perceptie bij ICT is groter dan de werkelijkheid van feiten. De drie kloven tussen a) kennis en kunde, b) beleid en uitvoering en c) perceptie en werkelijkheid, liggen in elkaars verlengde.

Als de veelheid van zaken en problemen die spelen op een rij worden gezet, dan kan het ICT-domein wel een impuls van vernieuwing gebruiken. Buiten het nemen van maatregelen om de aanpak van ICT-projecten te verbeteren, zou er een beweging ingezet moeten worden om een structurele verbetering op het gehele vakgebied op gang te brengen. De veranderingen die voortvloeien uit de voorgestelde aanbevelingen, komen niet vanzelf tot ontwikkeling.

Gedacht wordt aan initiatieven om overheid, bedrijfsleven en wetenschap in een partnership bijeen te brengen zodat gezamenlijk gewerkt kan worden aan de structurele vernieuwing. VKA zal hiervoor zelf ook aan de slag gaan en is beschikbaar om aan initiatieven mee te werken en daaraan een bijdrage te leveren.

Aan allerlei belanghebbenden wordt gevraagd het momentum aan te grijpen om een dergelijk initiatief op gang te brengen en het vakgebied Informatica en het bouwen van ICT-systemen op een hoger plan te brengen. Daar worden we met z’n allen beter van.

 

Doet u mee? Neem dan contact met mij op!

 

Lees ook Drieluik – 1: ICT projecten laat je slagen door kwaliteit van binnenuit! en Drieluik – 2: Ontwerp van een oplossing in AL haar details!

 

Drieluik – 2: Ontwerp van een oplossing in AL haar details!

Afgelopen nazomer kwam het rapport Elias ‘naar grip op ICT’ uit om het probleem dat ICT-projecten niet op orde zijn aan te pakken. Het rapport geeft als belangrijke aanbeveling de oprichting van het BIT: Bureau ICT Toetsing. Het advies om een nieuw controle-instrument, het BIT, in het leven te roepen roept veel vraagtekens op. Binnen de geopperde aanbevelingen pleit VKA voor de positie en rol van een onafhankelijke Informatievoorzieningsarchitect. Naast deze rol is ook het gebruik van een Specialistenteam bij complexe projecten een kans op meer succes, een kans die we niet mogen laten lopen!

 Het voorstel van VKA is om een samenhangend stelsel van drie aanbevelingen in te voeren. De aanbevelingen zijn gebaseerd op een drieluik van deskundigheid, onafhankelijkheid en transparantie.

De drie aanbevelingen zijn:

  1. Invoering van onafhankelijke Informatievoorzieningsarchitect
  2. Instelling van een Specialistenteam
  3. Visualisatie ICT-project

In deze blog leg ik uit hoe VKA de instelling van een Specialistenteam duidt. De punten 1 en 3 komen in twee separate blogs aan bod.

 Instelling van Specialistenteam

De bedoeling van het instellen van een Specialistenteam is om de functie van Informatievoorzieningsarchitect nog verder te versterken. ICT-projecten kenmerken zich immers door complexiteit met een veelheid van verschillende aspecten. Niemand kan een schaap met 5 poten zijn dus je hebt bij complexe projecten automatisch een team van experts nodig.

In de huidige situatie worden ICT-projecten opgezet met een uitgebreide projectstructuur van allerlei overlegorganen (stuurgroep en project- en werkgroepen etc), volgens afgesproken principes zoals Prince2. Kenmerkend voor deze opzet is dat daaraan over het algemeen personen deelnemen vanuit een bepaalde verantwoordelijkheidspositie voor of naar het ICT-project. Per definitie betekent dat niet dat deze personen ook inhoudelijk op het gebied van het bouwen van een ICT-systeem deskundig zijn en regelmatig in hun dagelijkse praktijk betrokken zijn bij de uitvoering van ICT-projecten. Veelal zijn het personen die op intermediaire functies zitten en spreken namens afnemers, gebruikers en betrokken organisaties.

Daarom is het de bedoeling om aan de voorkant van het proces allerlei onafhankelijke ervaringsdeskundigen op het gebied van het bouwen van ICT-systemen samen te brengen in een Specialistenteam op een zodanige manier dat alle asp
ecten die bij zo’n project spelen, voldoende gedekt zijn, zoals gevolgen voor de organisatie, analyse van de werkprocessen en de invloed van automatisering daarop, uitvoeren van kosten en batenanalyses, opstellen en bewaken van financiële kaders, ontwerpen van ICT-systemen, keuze bepalen van ontwikkelmethodieken, berekenen van functiepunten. meten van productresultaten, bepalen van technische infrastructuur, voorbereiden en uitvoeren van aanbesteding, bepalen van beheer, formuleren van eisen voor privacy en beveiliging, naleven van het informatiebeleid, omgaan met wetgeving etc. Verder is van belang dat personen betrokken zijn die direct in de praktijk te maken hebben met de werking van het ICT-systeem, zoals een burger, iemand van een bedrijf, een medewerker van de betreffende organisatie enz.

Kortom, in het Specialistenteam zijn alle geledingen aanwezig om de Informatievoorzieningsarchitect te ondersteunen bij het ontwerpen en realiseren van het ICT-project en te zorgen voor een goede opzet en uitvoering daarvan. Op deze wijze kan de Informatievoorzieningsarchitect ook echt volle verantwoordelijkheid dragen voor het ontwerp van de oplossing in al haar details!

 

Lees ook Drieluik – 1: ICT projecten laat je slagen door kwaliteit van binnenuit! en Drieluik – 3: Waarom maken ICT projecten geen bouwtekeningen in AutoCad?

 

Drieluik – 1: ICT projecten laat je slagen door kwaliteit van binnenuit!

Afgelopen nazomer kwam het rapport Elias ‘naar grip op ICT’ uit om het probleem dat ICT-projecten niet op orde zijn aan te pakken. Het rapport geeft als belangrijke aanbeveling de oprichting van het BIT: Bureau ICT Toetsing. Het advies om een nieuw controle-instrument, het BIT, in het leven te roepen roept veel vraagtekens op. Nog meer controles, audits en reviews. Draagt dat wel echt bij tot een beter lopend project? Binnen de principes van het BIT zoals die ook zijn geformuleerd vanuit de kabinetsreactie op het rapport Elias is VKA van mening dat één van de mogelijke mechanismen tot een beter lopend project nog niet in voldoende mate naar voren komt. Wij pleitten voor een verbetering van de inhoud, dus een verandering in een project van binnenuit op het vlak waar het om gaat: de kwaliteit van de oplossing. Een kwalitatief beter project…Wie wil dat nou niet? Laat ik eens uitleggen hoe we dit op hoofdlijnen voor ons zien.

Het voorstel van VKA is om een samenhangend stelsel van drie aanbevelingen in te voeren. De aanbevelingen zijn gebaseerd op een drieluik van deskundigheid, onafhankelijkheid en transparantie:

  1. Invoering van onafhankelijke Informatievoorzieningsarchitect
  2. Instelling van een Specialistenteam
  3. Visualisatie ICT-project

In deze blog leg ik uit hoe VKA de rol en positie van een onafhankelijke Informatievoorzieningsarchitect ziet. De punten 2 en 3 komen in volgende blogs aan bod. En dan de vervolgstap ‘Hoe nu verder’.

1. Invoering van Informatievoorzieningsarchitect
Natuurlijk moet binnen alle geledingen van een organisatie voldoende ICT kennis en ervaring aanwezig zijn om ICT-projecten en zeker de complexe en specifieke ICT-projecten tot een goed einde te brengen.
Echter, om alle kennis en kunde, ontwikkelingen en mogelijkheden van ICT op een goede en gestructureerde wijze in een ICT-project in te brengen is het invoeren van een functie van Informatievoorzieningsarchitect noodzakelijk, vergelijkbaar met een architect in de bouwwereld.

Zo’n Informatievoorzieningsarchitect bestaat nu niet. De Informatievoorzieningsarchitect heeft twee essentiële kenmerken: deskundig op het gehele vakgebied en onafhankelijk van belanghebbende partijen, zoals ICT-ontwikkelbedrijven.

Een Informatievoorzieningsarchitect moet alle aspecten beheersen die aan de orde zijn bij het ontwerpen, ontwikkelen en gebruiken van een ICT-systeem. De Informatievoorzieningsarchitect kan twee rollen vervullen: als ontwerper en als toezichthouder op de uitvoering. In de voorgestelde opzet is een Informatievoorzieningsarchitect de bouwmeester van het ICT-systeem, die het systeem ontwerpt, de bouw begeleidt en zorgt voor een juiste ingebruikneming en in beheer name. Deze functionaris is een onafhankelijke deskundige, die universitair met strenge opleidingseisen is opgeleid en waar hoge eisen aan voortdurende professionalisering, praktijkervaring en bijscholing worden gesteld. Deze functie is als zodanig erkend en dient ingeschreven te zijn in een Informatievoorzieningsarchitectenregister met beschermde titel.

De Informatievoorzieningsarchitect kan naar de opdrachtgever alle leemtes in ICT-kennis en kunde vanuit een onafhankelijke positie invullen en is tevens een deskundige en vaardige functionaris naar de uitvoerders, de ICT-leveranciers en bouwers van een ICT-systeem (zoals bij een bouwarchitect naar de aannemers). Bij de overheid zou een Rijks-Informatievoorzieningsarchitect als ICT-autoriteit kunnen of beter gezegd moeten worden benoemd.

Er zijn momenteel wel allerlei ICT-architecten, maar niet volgens het signatuur van deze voorgestelde erkende en goed opgeleide functionaris. Het moet echter mogelijk zijn om op korte termijn deze ontwikkeling in gang te zetten en te laten uitgroeien tot het noodzakelijke niveau en gewaarborgde positie.

Allerlei eisen en aanbevelingen die bij het uitvoeren van een ICT-project worden gesteld zullen van de portefeuille van de Informatievoorzieningsarchitect deel uitmaken die dan tevens kan zorgen voor een goede toepassing en uitvoering daarvan.
Een bijkomend en niet gering voordeel is dat hiermee nationaal en internationaal een beduidende stap voor de ontwikkeling van kennismanagement op dit gebied kan worden gezet.

 

Lees ook Drieluik – 2: Ontwerp van een oplossing in AL haar details! en Drieluik – 3: Waarom maken ICT projecten geen bouwtekeningen in AutoCad?

 

Architectuur: een onsje meer of minder?

Het toepassen van Enterprise Architectuur als stuurmiddel kan het initiëren van een project versnellen, project risico’s verkleinen, de complexiteit van het project beheersbaar maken en de kans van slagen van het project verhogen. Met deze wetenschap zou je kunnen stellen dat organisaties altijd Enterprise Architectuur moeten gebruiken als stuurmiddel voor projecten. Maar ja, wat doe je als je als organisatie niet beschikt over een onbeperkt aanbod aan architecten? En kan een project misschien ook niet af met een ‘onsje minder’ architectuur? VKA heeft een model ontwikkeld dat helpt bij het bepalen van de hoeveelheid gewenste architectuurinzet bij een project.

In de besluitvorming om al dan niet projecten onder architectuur te brengen kun je grosso modo twee type besluiten onderscheiden, namelijk wel of niet ontwikkelen binnen de kaders van de Enterprise Architectuur en zo ja, hoeveel. Drie belangrijke redenen voor het niet toepassen van Enterprise Architectuur zijn tijdsdruk, een tijdelijke oplossing en een ontoereikende Enterprise Architectuur.

Tijdsdruk wordt gezien als een belangrijk criteria voor het niet toepassen van Enterprise Architectuur. Project initiatieven die bijvoorbeeld voortkomen uit de naleving van wet en regelgeving waar moeilijk op te anticiperen valt, zijn veelal onderhevig aan tijdsdruk. Daarnaast zijn er projecten die voorzien in oplossingen met een tijdelijke aard. Deze worden veelal niet binnen de kaders van de Enterprise Architectuur ontwikkeld. Een voorbeeld hiervan is het implementeren van een oplossing die tijdelijk informatie uitwisselt met keten-partners. Een derde criteria is de ontoereikendheid van de Enterprise Architectuur zelf. Deze biedt dan (nog) geen concrete kaderstelling voor het project. Gelukkig is het besluit om niet binnen de kaders van de Enterprise Architectuur te ontwikkelen een uitzondering op de regel, omdat je idealiter altijd binnen de kaders van de Enterprise Architectuur ontwikkeld. Ontwikkel je binnen deze kaders, dan wijs je middelen zoals de PSA en een controlerend architect toe om op basis van de principes en kaderstellingen te kunnen toetsen en daar waar nodig bij te sturen. In de meeste gevallen is dit een standaard set aan middelen, maar je kunt ook bepalen in welke mate je deze stuurmiddelen toepast.

VKA ontwikkelde een besluitvormingsmodel voor het bepalen van de juiste mate van het toepassen van Enterprise Architectuur als stuurmiddel voor projecten met een IT component. Het besluitvormingsmodel helpt bij (de inrichting van) een effectieve en efficiënte werkwijze waarin het project ook in onvoorziene situaties, alsnog binnen de kaders van de Enterprise Architectuur ontwikkeld kan worden. Het toewijzen van de juiste middelen gebeurt op basis van de gewenste en/of benodigde mate van controle. In een impliciete risico- en impact analyse besteed je aandacht aan de vraag hoeveel middelen en technieken er nodig zijn om een specifieke oplossing in overeenstemming met de Enterprise Architectuur te implementeren. Deze analyse voer je idealiter uit parallel met het portfolio management proces uit. Zo is er voor aanvang van het project duidelijk hoeveel middelen er nodig zijn om het project binnen de kaders van de Enterprise Architectuur te ontwikkelen. Hierdoor kan de architectuur functie tevens anticiperen op het beschikbaar stellen van de benodigde resources. Deze impliciete risico- en impact analyse is geconcretiseerd in het volgende multi-criteria model:

Architectuur-model

Minor projecten: Projecten binnen de minor categorie worden gekenmerkt door een relatief lage hoeveelheid middelen en technieken met betrekking tot Enterprise Architectuur. Deze projecten worden gekenmerkt door kleine veranderingen die laag scoren op de criteria. Daarom worden deze projecten onderworpen aan een mindere mate van controle door de Enterprise Architectuur functie. De PSA is in deze categorie vervangen door een startnotitie, waarin een beperkt aantal afspraken worden gemaakt aan de hand van principes en kaderstellingen. In plaats van een controlerend architect, is de project manager verantwoordelijk voor de naleving van het project aan de Enterprise Architectuur. De projectmanager zal niet alleen rekening houden met de tijd en middelen, maar moet ook rekening houden met het ontwikkeling van het project binnen de kaders van de Enterprise Architectuur.

Medior projecten: Deze categorie is gelijk aan de gemiddelde wijze waarop de organisaties Enterprise Architectuur inzetten als stuurmiddel voor projecten. De mate waarin de PSA geschreven wordt is afhankelijk van de project specifieke kenmerken. Hiervoor wordt het normale PSA sjabloon gebruikt. De PSA bestaat uit afspraken die zijn gemaakt op basis van modellen, principes en kaderstellingen. De rol van de controlerend architect wordt toegekend aan een architect uit de organisatie die het project op de naleving van de Enterprise Architectuur controleert. De opgeleverde project resultaten worden getoetst aan de hand van principes en kaderstellingen door middel van een in mindere mate uitgevoerde controle. Daarnaast levert de architect de benodigde diensten aan het project en kan geraadpleegd worden voor een advies. De controlerende architect kan aan meerdere medior projecten tegelijk toegewezen worden.

Major projecten: Binnen deze categorie worden de middelen en technieken met betrekking tot Enterprise Architectuur toegepast in een meer rigoureuze mate. Projecten die hoog scoren op de diverse criteria zijn onderhevig aan een uitgebreide PSA. De uitgebreide PSA vereist een meer gedetailleerde beschrijving van de modellen, principes en kaderstellingen. De controlerend architect die aan dit soort projecten toegewezen is, is in hoge mate betrokken en voert op regelmatige basis controles op de naleving uit. De controlerende architect die aan dit soort projecten is toegewezen is vaak een architect die al meer ervaring heeft met het type oplossing. Waar de controlerend architect kan worden toegewezen aan meerdere medior projecten, wordt de controlerende architect van in deze situatie permanent toegewezen. Daarnaast worden er meer gedetailleerde diensten geleverd aan het project zoals getailleerde modellen en advies.

Bovenstaand model is geen spreadsheet die je even invult en er rolt een bezetting uit. Het geeft wel richting aan een gestructureerd denkproces waarin je bepaalt hoeveel architectuur je wilt gaan inzetten op een project. En dat is mooi, want soms kan het wel een onsje minder… en soms mag het ook wel een onsje meer zijn…

Privé mobieltjes zakelijk gebruikt (BYOD) lijkt nog geen gemeengoed!

Recent voerde Verdonck, Klooster & Associates de VKA Enterprise Mobility benchmark uit. Deze benchmark geeft inzicht in hoe Nederlandse organisaties op dit moment omgaan met mobiel werken, welke strategische vraagstukken hierbij spelen en welke toekomstplannen zij hebben. De benchmark biedt daarmee een waardevol ijkpunt voor uw eigen enterprise mobility strategie.

In de benchmark komen onder andere de volgende onderwerpen in detail aan de orde: belangrijkste drivers voor de invoering, ontwikkeling van het budget na 2015, het uitgiftebeleid van mobiele apparaten, de inrichting van het beheer, informatiebeveiligingsmaatregelen en de belangrijkste uitdagingen voor de toekomst.

Enterprise MobilityWe hebben nu tussentijds de gegevens van de eerste 20 Nederlandse organisaties die deelnemen aan de VKA Enterprise Mobility benchmark geanalyseerd. Vooruitlopend op een volledige en uitgebreidere analyse en rapportage van de gegevens begin juli van alle deelnemende organisaties, delen we graag de eerste voorlopige bevindingen.

Flexibeler werken blijkt voor het merendeel van de organisaties de belangrijkste driver voor enterprise mobility te zijn. Ongeveer de helft van de deelnemende organisaties verstrekt de mobiele apparaten aan haar medewerkers. Opvallend is dat slechts enkele organisaties een Bring Your Own Device (BYOD) of Choose Your Own Device (CYOD) beleid hebben ingericht, waarbij medewerkers hun privé mobieltjes ook zakelijk kunnen gebruiken respectievelijk zelf hun zakelijke mobiele apparaat kunnen kiezen. Dit wijkt af van het in de media ontstane beeld dat zakelijk van gebruik van privéapparaten al gemeengoed zou zijn.

Wellicht is dit gerelateerd aan het gegeven dat van de eerste 20 deelnemende organisaties slechts één op de vijf een enterprise mobility strategie heeft opgesteld, op zichzelf staand of geformuleerd als onderdeel van de werkplekstrategie. Daarin wordt normaliter het beleid voor het gebruik en het verstrekken van mobiele apparaten vastgelegd.

De meeste deelnemers verwachten een stijging van het budget voor enterprise mobility vanaf 2015, variërend van enkele procenten tot meer dan 25 procent. De groei van het budget lijkt zich in 2015 te concentreren op het aanschaffen of vervangen van mobiele apparaten, het beveiligen van bedrijfsinformatie en het ontwikkelen van bedrijfsapps.

VKA presenteerde de resultaten op het Enterprise Mobility congres op 11 juni in het Kyocera Stadion te Den Haag, zie ook em.heliview.nl. Bent u ook nieuwsgierig naar de volledige resultaten van de VKA Enterprise Mobility Benchmark? Neem dan gerust contact op met mij.